Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een Nigeriaanse vreemdeling, verzoeker, een voorlopige voorziening heeft gevraagd in het kader van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft echter verklaard dat hij in Italië slachtoffer is geworden van mensenhandel en dat hij aangifte wil doen van deze strafbare feiten. Tijdens de zitting heeft verweerder aangegeven dat er een nieuwe handelwijze is met betrekking tot de overdracht van vreemdelingen die aangifte willen doen van mensenhandel. Indien een vreemdeling aangeeft aangifte te willen doen, maar de politie niet in staat is om deze aangifte op te nemen, zal verweerder niet tot de feitelijke overdracht overgaan totdat de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld om aangifte te doen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Italië voordat hij aangifte heeft kunnen doen bij de politie in Nederland. De behandeling van het beroep is aangehouden voor onbepaalde tijd. De rechtbank heeft benadrukt dat de nieuwe handelwijze van verweerder, hoewel juridisch niet verplicht, een belangrijke stap is om slachtoffers van mensenhandel de kans te geven om aangifte te doen, ook als de feiten zich in een andere lidstaat hebben voorgedaan.