ECLI:NL:RBDHA:2019:6190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
7590043/19-50141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake ontslag op staande voet en loonvordering in arbeidsovereenkomst

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 juni 2019, wordt het verzoek van [verzoeker] behandeld, die zijn ontslag op staande voet door MA Royal BV aanvecht. [verzoeker] is sinds 15 maart 2010 in dienst bij MA Royal als medewerker fastfood, met een laatstelijk bruto maandsalaris van € 1.654,08. Op 7 januari 2019 heeft MA Royal hem op staande voet ontslagen, omdat hij niet op het rooster was verschenen en eerder officiële waarschuwingen had ontvangen. [verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzoekt de kantonrechter om het ontslag te vernietigen, de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens ernstig verwijtbaar handelen van MA Royal, en om betaling van achterstallig loon, een billijke vergoeding en andere vergoedingen.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling. MA Royal heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft mondeling verweer gevoerd. De kantonrechter oordeelt dat MA Royal niet voldoende heeft onderbouwd waarom het ontslag op staande voet gerechtvaardigd zou zijn. Tevens is er discussie over de ziekmelding van [verzoeker] en de betaling van zijn salaris. De kantonrechter heeft besloten dat [verzoeker] de deskundigenverklaring moet overleggen en dat MA Royal de prikklokoverzichten moet verstrekken. De beslissing over het ontslag en de loonvordering wordt aangehouden in afwachting van deze stukken.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Team kanton Den Haag
IFD
zaaknummer: 7590043/19-50141
datum beschikking: 20 juni 2019
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker] ,wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.P.M. van Gilse,
tegen
de besloten vennootschap
MA ROYAL BV, h.o.d.n. KFC LEYWEG,gevestigd te Den Haag,
gemachtigde: mr. F. Akachar.
Partijen worden hierna kort aangeduid als ‘ [verzoeker] ’ en ‘MA Royal’.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van [verzoeker] van 6 maart 2019;
  • de brieven van mr. Van Gilse, met producties van 14 maart, 18 en 24 april en3 juni 2019;
  • de brief van mr. Akachar van 6 juni 2019;
  • het exploot van 28 mei 2019;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling en de ter zitting overgelegde pleitnotities, gehouden op 20 april en 9 juni 2019. Op de zitting is aan de orde geweest dat MA Royal om uitstel van de mondelinge behandeling heeft verzocht. Zij stelt dat de akte met het verzoekschrift en de oproeping voor de zitting op 28 mei 2019 aan haar is betekend, dat er daarna slechts twee werkdagen voor de zitting waren, wat te kort voor haar is om de zitting adequaat voor te bereiden. [verzoeker] heeft zich tegen het uitstelverzoek verweerd. De kantonrechter heeft het verzoek vervolgens afgewezen: op 18 maart 2019 is MA Royal opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 20 april 2019. Zij heeft deze oproep ontvangen, want naar aanleiding daarvan is er contact geweest tussen [verzoeker] en de heer [betrokkene 1] (bestuurder van MA Royal Holding BV, die op haar beurt bestuurder is van MA Royal). Laatstgenoemde heeft mede gedeeld niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn omdat hij een recital in Jordanië gaf. MA Royal is dus al geruime tijd op de hoogte van de procedure en heeft voldoende tijd gehad om met een advocaat haar zaak te bespreken.
1.2
Ter zitting is de uitspraak bepaald op 20 juni 2019.

2.Feiten

2.1
[verzoeker] is sinds 15 maart 2010 bij MA Royal in dienst als medewerker fastfood. Zijn bruto maandsalaris bedroeg laatstelijk € 1.654,08. Op de arbeidsovereenkomst is de Horeca-cao van toepassing.
2.2
In de brief van 7 januari 2019 heeft MA Royal [verzoeker] op staande voet ontslagen. Zij schrijft dat [verzoeker] niet is komen opdagen toen hij op het rooster stond en daarvoor op 29 augustus en 15 september 2018 een officiële waarschuwing heeft gekregen. Daarnaast schrijft MA Royal dat zij diverse malen heeft geprobeerd [verzoeker] te bereiken maar dat zij geen gehoor kreeg.
2.3
In de brief en mail van 29 januari 2019 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen, zich beschikbaar gehouden voor werkzaamheden voorzover zijn arbeidsongeschiktheid dat toelaat en gesommeerd tot betaling van achterstallig loon. In de brief is geschreven dat [verzoeker] op 1 juni 2018 door de echtgenote van de heer [betrokkene 1] ziek naar huis is gestuurd.
2.4
Op 1 februari 2019 heeft de heer [betrokkene 1] aan mr. Van Gilse gemaild dat de e-mail van 29 januari 2019 in goede orde is ontvangen, dat hij in het buitenland is en dat hij op 17 februari terug in het land is en dan zal reageren. Een reactie is vervolgens uitgebleven.

3.Het verzoek en verweer

3.1
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter na wijziging van zijn verzoek om het op 7 januari 2019 gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen van MA Royal. Voorts verzoekt hij toekenning van een billijke vergoeding van € 39.254,40, van een transitievergoeding van € 4.962,00 en achterstallig loon van € 21.221,90 met vakantietoeslag en de wettelijke verhoging en vergoeding van proceskosten. Bovendien vordert [verzoeker] verstrekking van deugdelijke netto/bruto specificaties, op straffe van een dwangsom, buitengerechtelijke incassokosten van € 1.552,23, overlegging van de maandelijkse prikklokoverzichten van 1 juni 2013 tot en met 31 mei 2018, ook op straffe van een dwangsom.
3.2
Hij voert daartoe – samengevat – aan dat er geen sprake is van een dringende reden en dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte op 7 januari 2019 is beëindigd. Wel is de situatie volgens hem inmiddels zo dat de arbeidsovereenkomst dient te eindigen wegens ernstig verwijtbaar handelen van MA Royal; dat bestaat uit het zonder gegronde reden staken van de salarisbetalingen vanaf 1 juni 2018, het niet voldoen aan re-integratieverplichtingen en het geven van ontslag op staande voet tijdens arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] . Daarop voortbouwend vordert hij een billijke vergoeding en een transitievergoeding. Verder heeft MA Royal volgens hem sinds april 2018 niet meer het (volledige) salaris aan hem betaald en mist hij salarisspecificaties over de periode april 2018 tot en met mei 2019.
3.3
MA Royal heeft geen verweerschrift ingediend. Mr. Achabar heeft tijdens de mondelinge behandeling mondeling verweer gevoerd tegen de verzoeken van [verzoeker] .

4.Beoordeling

Betaling van salaris
4.2
Volgens [verzoeker] heeft hij over de maand april 2018 38 uur betaald gekregen, en voor mei 2018 20,75 uur terwijl hij in die maanden fulltime heeft gewerkt. Voorts zijn volgens hem de salarisbetalingen per 1 juni 2018 geheel gestopt, terwijl de werkgever op grond van de cao verplicht is tijdens ziekte 90%van het loon door te betalen. MA Royal heeft als verweer gevoerd dat op grond van art. 7: 629a BW een loonvordering moet worden afgewezen indien bij de eis geen verklaring is gevoegd van een deskundige, benoemd door het UWV omtrent de verhindering van de werknemer om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten (hierna kort te noemen: de deskundigenverklaring).
Ingevolge lid 2 van genoemd wetsartikel geldt de verplichting om een deskundigenverklaring over te leggen niet indien de ziekte/verhindering niet wordt betwist. [verzoeker] heeft gesteld dat de ziekte of ziekmelding niet eerder dan pas op de zitting zijn betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter heft dit echter de verplichting om de deskundigenverklaring in het geding te brengen niet op: in HR 15 juni 2007, JAR 2007, 196 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een eerst ter zitting gedane betwisting van de ziekte niet tardief is.
Een tweede uitzondering op de verplichting om de deskundigenverklaring over te leggen is volgens lid 2 dat het overleggen van die verklaring in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd. Dit heeft [verzoeker] echter niet gesteld. De kantonrechter zal hem in de gelegenheid stellen om alsnog de verklaring zoals bedoeld in art. 7: 629a, eerste lid BW over te leggen. In afwachting hiervan zal de kantonrechter het oordeel over het verzoek tot betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag, de wettelijke verhoging en de verstrekking van bruto/netto specificaties aanhouden.
Ziekmelding op 1 juni 2018?
4.1
Indien [verzoeker] de hiervoor genoemde deskundigenverklaring in het geding brengt, dan oordeelt de kantonrechter als volgt.
Partijen verschillen van mening over de ziekmelding door [verzoeker] . Volgens [verzoeker] heeft hij zich op 1 juni 2018 ziek gemeld; MA Royal heeft dit betwist.
De betwisting van MA Royal verwerpt de kantonrechter. Zij is voor het eerst gedaan op de zitting van 6 juni 2019, terwijl het MA Royal (als de ziekmelding niet op 1 juni 2018 is geweest) in ieder geval reeds sinds 29 januari 2019 (zie onder 2.3) ermee bekend is dat dit het standpunt van [verzoeker] is. Een goed werkgever dient daarop te handelen, terwijl MA Royal niets heeft gedaan.
[verzoeker] stelt dat hij in 2018 toenemende rugklachten kreeg. Voorts dat deze op 1 juni 2018 zo hevig waren, dat de echtgenote van de heer [betrokkene 1] dan wel de leidinggevende de heer [betrokkene 2] hem naar huis heeft gestuurd. Voorts heeft [verzoeker] diverse verklaringen van diverse artsen overgelegd waaruit blijkt van rugklachten. MA Royal volstaat met het ontkennen dat [verzoeker] zich heeft ziek gemeld maar dit is in het licht van de onderbouwde stelling van [verzoeker] onvoldoende.
Ontslag op staande voet
4.3
Als grondslag voor het ontslag op staande voet zijn de in de brief van 9 januari 2019 genoemde redenen maatgevend. [verzoeker] heeft bestreden dat deze redenen bestaan. MA Royal heeft ze verder niet onderbouwd. Meer in het bijzonder heeft MA Royal niet uitgelegd waarom [verzoeker] ondanks zijn ziekmelding op 1 juni 2018 op het werkrooster van augustus en september 2018 stond. Dat er waarschuwingen aan [verzoeker] zijn gegeven, heeft MA Royal niet onderbouwd en [verzoeker] ontkent het. Ter zitting heeft de gemachtigde van MA Royal gesteld dat er sprake was van schriftelijke waarschuwingen; die had MA Royal dan in het geding dienen te brengen. Evenmin heeft MA Royal onderbouwd wanneer [verzoeker] voor wie onbereikbaar was; ter zitting heeft zij gesteld dat zij niet precies kan aangeven wanneer de waarschuwingen waren en wanneer de leidinggevenden hebben geprobeerd [verzoeker] te bereiken. De kantonrechter zal het verzoek om het op 9 januari 2019 gegeven ontslag op staande voet te vernietigen gaan toewijzen in de uiteindelijk te wijzen eindbeschikking. In afwachting van de deskundigenverklaring zal de kantonrechter dit oordeel aanhouden.
Ernstig verwijtbaar handelen?
4.4.
Volgens [verzoeker] is er sprake van ernstig verwijtbaar handelen van MA Royal, onder andere omdat zij sedert de ziekmelding geen salaris meer betaalt en daardoor feitelijk een onwerkbare situatie heeft gecreëerd en MA Royal niet voldoet aan haar re-integratieverplichtingen. MA Royal betwist dat [verzoeker] ziek is. De kantonrechter zal het oordeel over dit verwijt eveneens aanhouden in afwachting van de onder 4.1 genoemde deskundigenverklaring. Datzelfde geldt voor het oordeel over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, betaling van de transitievergoeding en de billijke vergoeding.
Verzoek op grond van art. 843a Rv dan wel 22 Rv
4.5
[verzoeker] verzoekt overlegging van de prikklokoverzichten over de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 mei 2018. Volgens [verzoeker] kloppen de op diverse loonstroken vermelde werkuren niet met het prikklokoverzicht, reden waarom hij belang heeft bij overlegging van die overzichten. Volgens MA Royal kloppen de loonstroken en zijn de overzichten van de prikklok niet vanaf 2013 beschikbaar; dit kon de gemachtigde echter niet met zekerheid zeggen.
De kantonrechter zal gelasten dat MA Royal de prikklokoverzichten over de periode 1 juni 2013 tot en met 31 mei 2018 overlegt. De overzichten zijn bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden. Het belang van Al Zeghani bij overlegging is vast te stellen dat hij voor het juiste aantal uren wordt uitbetaald. MA Royal heeft niet gesteld dat er gewichtige redenen zijn die dit voor haar niet mogelijk maken; in ieder geval is de stelling dat de overzichten mogelijk niet sinds 2013 beschikbaar zijn te vaag.
[verzoeker] heeft bij dit verzoek gevoegd dat dit op straffe van een dwangsom wordt opgelegd. MA Royal heeft tegen het verzoek betreffende de dwangsom geen verweer gevoerd. De kantonrechter zal het verzoek toewijzen zoals het is verzocht.
Tenslotte
4.6
De kantonrechter zal een datum bepalen waarop [verzoeker] de deskundigenverklaring in het geding kan brengen en tegelijkertijd MA Royal de prikklokoverzichten. Vervolgens zullen partijen de gelegenheid krijgen te reageren. In afwachting hiervan zal de kantonrechter iedere verdere beslissing aanhouden.

5.Beslissing

De kantonrechter:
Bepaalt dat [verzoeker] op 18 juli 2019 de verklaring als genoemd in artikel 7: 629a, eerste lid BW in het geding brengt;
Bepaalt dat MA Royal op 18 juli 2019 de prikklokoverzichten van 1 juni 2013 tot en met 31 mei 2018 betreffende [verzoeker] in het geding brengt op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat MA Royal na genoemde datum in gebreke blijft hieraan te voldoen met een maximum van € 30.000,00;
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.F. Dam, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.