ECLI:NL:RBDHA:2019:6108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
Awb 19/4380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitzetting van verzoekster naar Duitsland

In deze zaak heeft verzoekster, een Moldavische nationaliteit hebbende vrouw, op 6 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen haar uitzetting naar Duitsland, die gepland stond voor 11 juni 2019. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening is dat zij hangende de behandeling van het bezwaar in Nederland moet blijven. De verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft betoogd dat verzoekster geen procesbelang heeft bij het verzoek, omdat er geen sprake zou zijn van gedwongen uitzetting en verzoekster niet in detentie verblijft. Verzoekster moet zich op 10 juni 2019 melden voor een medische keuring, en als zij goedgekeurd wordt, moet zij op 11 juni 2019 naar Schiphol om naar München te vliegen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster wel degelijk procesbelang heeft, omdat de verweerder geen standpunt heeft ingenomen over de gronden van het verzoek van verzoekster.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat uit de overgelegde stukken blijkt dat verzoekster wordt geacht Nederland te verlaten, maar dat de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verweerder niet op de gronden van verzoekster is ingegaan, aanleiding geven om het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de uitzetting achterwege blijft totdat er op het bezwaar is beslist. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 512,--. De uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, in aanwezigheid van mr. M.P. de Zwart, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4380
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] ,
van Moldavische nationaliteit,
V-nummer [nummer] , verzoekster,
(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort),
en

de staatssecertaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde mr. T. Nauta).19/4380

Procesverloop

Verzoekster heeft op 6 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen haar uitzetting naar Duitsland op 11 juni 2019.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft telefonisch verweerder verweer gevoerd.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekster geen procesbelang heeft bij het verzoek omdat geen sprake is van gedwongen uitzetting, verzoekster verblijft ook niet in detentie. Verzoekster moet zich op 10 juni 2019 melden voor een fit-to-fly-keuring op het AZC. Als zij daarvoor goed wordt gekeurd moet zij zich op 11 juni 2019 melden op Schiphol, waarvandaan zij dan naar München zal vliegen. Het is aan verzoekster of zij verschijnt.
3. In de stukken die verzoekster heeft overgelegd is opgenomen een ongedateerd document waar boven staat ‘Vluchtaanzegging’. In dit document staat dat op 11 juni 2019 een vlucht zal plaatsvinden van Amsterdam naar München. Verder wordt in dit document aangegeven welke bagage verzoekster mee kan nemen, dat er medische begeleiding is aangevraagd voor tijdens de reis en is vermeld dat het mogelijk verstandig is om een medisch paspoort aan te vragen dan wel een medisch dossier mee te nemen. In een brief van de Dienst Terugkeer en Vertrek van 3 juni 2019 wordt verzoekster uitgenodigd voor een gesprek met een arts, die zal onderzoeken of zij voldoende fit is om naar Duitsland te kunnen vliegen. In de brief staat verder dat als verzoekster niet op de afspraak verschijnt dit voor haar eigen verantwoordelijkheid is en dat overdracht aan Duitsland door zal gaan als gepland.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven omstandigheden onmiskenbaar volgt dat verzoekster wordt geacht Nederland te verlaten en dat zij alsnog zal worden overgedragen als zij niet op de medische keuring verschijnt.
Verzoekster wil Nederland niet verlaten, en in ieder geval niet voordat er op het bezwaar is beslist. Omdat het bezwaar geen schorsende werking heeft was verzoekster gehouden om, teneinde het bezwaar te kunnen afwachten, een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen. Dat verzoekster geen procesbelang zou hebben bij dat verzoek volgt de voorzieningenrechter dan ook niet.
5. Verzoekster heeft in de gronden van het verzoek aangegeven waarom zij van mening is dat zij hangende de behandeling van het bezwaar in Nederland zou moeten blijven. Verweerder heeft expliciet geweigerd over die gronden een standpunt in te nemen, en het aldus door verzoekster aangevoerde niet weersproken. Onder die omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen.
6. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 512,-- (1 punt voor het verzoekschrift, waarde per punt € 512,--; wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat uitzetting achterwege blijft tot op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 512,--, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.P. de Zwart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.
griffier de voorzieningenrechter
is verhinderd de uitspraak te
ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.