ECLI:NL:RBDHA:2019:6034
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en teruggeleiding van minderjarigen naar Polen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2019 een beschikking gegeven in een internationale kinderontvoeringskwestie. Het verzoek is ingediend door de vader, wonende in Polen, die de onmiddellijke terugkeer van zijn twee minderjarige kinderen, geboren in 2009 en 2016, naar Polen verzocht. De moeder, die met de kinderen naar Nederland was verhuisd, heeft geen verweer gevoerd en verklaarde dat zij vrijwillig met de kinderen zou terugkeren naar Polen op 20 juni 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overbrenging van de kinderen naar Nederland ongeoorloofd was, aangezien de vader geen toestemming had gegeven en het gezagsrecht gezamenlijk werd uitgeoefend. De rechtbank oordeelde dat de onmiddellijke terugkeer van de kinderen naar Polen moest worden gelast, conform het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De rechtbank heeft de teruggeleiding van de kinderen gelast en de moeder opgedragen hen uiterlijk op 21 juni 2019 terug te brengen. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en zijn de proceskosten gecompenseerd. De vader en de moeder hebben hun overeenstemming over de teruggeleiding vastgelegd in een ondertekende vaststellingsovereenkomst, die aan de beschikking is gehecht. De beschikking is uitgesproken door mr. H.M. Boone, tevens kinderrechter, en griffier mr. S.G.J. Verkennis.