ECLI:NL:RBDHA:2019:6021
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van gestelde homoseksualiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse man, heeft op 14 februari 2019 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelt homoseksueel te zijn. Deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de gestelde homoseksualiteit door verweerder als ongeloofwaardig werd geacht. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend, die alle waren afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Eiser heeft verklaard dat hij zijn homoseksualiteit pas in Nederland heeft ontdekt en dat hij een relatie heeft gehad met een andere homoseksuele man, [A], die wel een asielvergunning heeft gekregen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig heeft geacht, maar de overige elementen van zijn asielrelaas, waaronder zijn homoseksuele gerichtheid en de relatie met [A], ongeloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 mei 2019.