ECLI:NL:RBDHA:2019:6009
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Congolese vrouw, had op 29 maart 2016 asiel aangevraagd, maar haar aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag op juiste gronden als kennelijk ongegrond had afgewezen. Eiseres had haar asielaanvraag onderbouwd met een relaas over haar deelname aan een demonstratie en de daaropvolgende verkrachting en detentie. Echter, de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit van eiseres geloofwaardig achtte, maar de overige elementen van haar asielrelaas ongeloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van vervolging in vluchtelingrechtelijke zin en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade zou lopen, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank hield rekening met de psychische gesteldheid van eiseres, maar oordeelde dat de staatssecretaris voldoende maatregelen had genomen om haar te horen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.