Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW),
verwerende partij,
1.De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 6 maart 2019, met acht producties (nrs. 1 tot en met 8);
- het verweerschrift met zes producties (Bijlagen 1 tot en met 6);
- de brief van de gemachtigde van de Staat van 10 mei 2019 met een volledige Bijlage 1;
- de brief van de gemachtigde van de Staat van 10 mei 2019 met een aanvullende productie (Bijlage 7).
2.De feiten
3.Het verzoek, de onderbouwing daarvan en het verweer
4.De beoordeling
altijd(ook) de OR zou moeten zijn.
in die raden uitsluitend aangelegenheden worden behandeld die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle of voor de meerderheid van de ondernemingen waarvoor zij zijn ingesteld. Voor de toepassing van artikel 35 WOR is de DOR met een groepsondernemingsraad gelijk te stellen.
Met de DOR wordt binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving overleg gevoerd over het voor IenW relevante, algemene, beleid, regelgeving of uitvoering, dat de meerderheid van de ondernemingsraden aangaat.In feite is deze bepaling gelijkluidend aan artikel 35 WOR, maar opvallend is dat de reikwijdte van het Reglement gelet op de aanhef beperkt is tot de artikelen 23, 23a, 23b en 24 WOR. Dat zijn de artikelen die gaan over hoe het
overlegin de ondernemingsraad moet worden vorm gegeven. Uit de aanhef vloeit voort dat het Reglement niet van toepassing is op de artikelen 25 en 27 WOR, de artikelen die het advies- en instemmingsrecht invulling geven. Voor de beoordeling van het voorliggende verzoek kan het Reglement daarom buiten beschouwing blijven. Niettemin blijft artikel 35 WOR van toepassing, omdat dat artikel juist ook (onder andere) de artikelen 25 en 27 WOR noemt, zodat artikel 35 WOR de maatstaf is aan de hand waarvan bepaald wordt of de advies- en instemmingsrechten aan een onderliggende ondernemingsraad dan wel aan de DOR toekomen.
uitsluitendRijnstraat 8 betreffen. Echter valt niet uit te sluiten dat bepaalde huisvestingsaangelegenheden meerdere vestigingen van IenW betreffen, in welk geval de toets van artikel 35 WOR anders kan uitpakken. Dat hangt geheel van de aard van het voorgenomen besluit af.
uitsluitend(dus met uitsluiting van de ondernemingsraden RWS-staf, IlenT en IBI) bevoegd is in aangelegenheden betreffende Rijnstraat 8 kan dat standpunt geen stand houden. Uit artikel 35 WOR vloeit namelijk niet voort dat als de medezeggenschapsbevoegdheden niet overgaan naar een hoger niveau, binnen het lagere niveau de bevoegdheden slechts aan een van de betrokken ondernemingsraden (bijvoorbeeld de ondernemingsraad van de onderneming met de meeste medewerkers) toekomt. In het geval van een voorgenomen besluit dat gevolgen kan hebben voor de medewerkers van meerdere ondernemingen dan zal aan elk van de betrokken onderneminsgraden het besluit moeten voor worden voorgelegd. Het stelsel van de WOR voorziet niet in een situatie dat binnen een bepaalde laag van de medezeggenschap de ene ondernemingsraad mede een andere vertegenwoordigt of dat de minderheid moet wijken voor de meerderheid.
alleende medewerkers van KDP geraakt worden zal de OR uitsluitend bevoegd zijn.
naastde DOR bevoegd zou kunnen zijn, staat aan dat standpunt artikel 35 lid 2 WOR in de weg. Dat artikellid bepaalt namelijk dat een bepaald besluit slechts op één niveau binnen de medezeggenschap besproken moet worden, onverlet mogelijke uitvoeringsbesluiten, die niet van gemeenschappelijk belang zijn, maar dat zijn strikt genomen andere besluiten.