Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij sub 1] ,
[eisende partij sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 maart 2018 van [eisende partij sub 1 c.s.] , met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde sub 1 c.s.] , met producties;
- het vonnis van 4 juli 2018, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 18 oktober 2018 met de daarin genoemde stukken, waarbij partijen naar mediation zijn verwezen;
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
(a) dat vanaf uiterlijk 7 juli 1997 sprake is van een schutting, althans erfafscheiding met poort in een L-vorm die de strook grond omsluit zoals op dit moment het geval is;
en de schutting met poort over [perceel I] te voet en met fiets of afvalbak aan de hand te komen en te gaan van en naar de [Straat 1] (punt B).
(c) vanaf uiterlijk 7 juli 2007 sprake is van een bestendig gebruik om te voet en/of met de fiets aan de hand van en naar de berging te komen en te gaan vanaf de [Straat 1] ;
(d) de voormalig eigenaar van [perceel I] de (voormalig) eigenaar van [perceel II] beschouwde als gerechtigde tot het uitoefenen van een erfdienstbaarheid om te komen en te gaan van en naar de berging met achterdeur te voet en met de fiets aan de hand.
5.De beslissing
In conventie en reconventie
(a) dat vanaf uiterlijk 7 juli 1997 sprake is van een schutting, althans erfafscheiding met poort in een L-vorm die de strook grond omsluit zoals op dit moment het geval is;
(d) dat de voormalig eigenaar van [perceel I] de (voormalig) eigenaar van [perceel II] beschouwde als gerechtigde tot het uitoefenen van een erfdienstbaarheid om te komen en te gaan van en naar de berging met achterdeur te voet en met de fiets aan de hand naar en van de [Straat 1] .