2.2.Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof in het Arrest onder meer het volgende overwogen:
“Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling met voorbedachten rade, zoals meer subsidiair is ten laste gelegd.
Uit het aan dit arrest als bijlage aangehecht overzicht van bewijsmiddelen blijkt dat [X] op 29 februari 2012 in het trappenhuis van zijn flatwoning aan de [adres] te [plaats] ernstig is mishandeld door twee personen. De mishandeling is van tevoren zorgvuldig voorbereid. Opdrachtgever van deze mishandeling is [A] . [A] heeft in de week voorafgaand aan de mishandeling verdachte benaderd en hem verzocht de mishandeling uit te laten voeren tegen betaling van € 2.000,-.
Verdachte ( [eiser] , vzr) heeft hierover verklaard dat [A] hem benaderde, omdat hij was bestolen door zijn vriend [X] en dat hij hem daarom een lesje wilde leren. Verdachte heeft verklaard dat hij geroerd was door het feit dat [A] was bestolen door zijn vriend [X] .
Blijkens het OVC-gesprek van 22 februari 2012 is tussen hen precies besproken wat de bedoeling was:
Die handen, die handen, die knieën moeten kapot hij moet niet meer lopen en die gezicht.
Verdachte heeft die opdracht ook begrepen. Hij heeft in dit verband nog het volgende verklaard:
Hij (het hof begrijpt: [A] ) wou dat die jongen een paar klappen zou krijgen. Maar niet dat hem wat ergs zou overkomen. Hij zou niet helemaal in elkaar getrimd worden, want hij kent zijn moeder, hij kent zijn familie, ze zijn samen opgegroeid, dus dat was de bedoeling van [A] .
Om de mishandeling voor te bereiden hebben verdachte en [A] poolshoogte genomen bij de woning van het slachtoffer. Dat blijkt zowel uit OVC-gesprekken als uit de verklaring van verdachte. De situatie ter plekke is grondig bekeken en de verschillende mogelijkheden en onmogelijkheden zijn besproken.
Omdat het slachtoffer steeds maar niet naar buiten kwam moest een plan worden verzonnen om hem naar buiten te lokken. Daarvoor is een bekende van het slachtoffer ingeschakeld: [B] . Die heeft verdachte meegenomen voor een autoritje, zodat de personen die hem zouden mishandelen zich konden verstoppen in het trappenhuis van zijn woning. Blijkens de aangifte van het slachtoffer is dit ook precies wat er gebeurde: toen hij weer thuis kwam en de trap van zijn op de eerste verdieping gelegen appartement op liep werd hij aangevallen door twee personen met honkbalknuppels die van de trap naar beneden kwamen.
Blijkens de aangifte van [X] en de letselverklaring is de opdracht conform de tussen verdachte en [A] besproken instructies uitgevoerd.
Minder dan een uur na de mishandeling heeft verdachte -contact met [A] en hem gevraagd om direct bij hem langs te komen.
Voorbedachte rade en zwaar lichamelijk letsel
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt van een zeer zorgvuldig en doordacht plan van verdachte en zijn opdrachtgever om aan [X] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bedoeld in artikel 303 wetboek van strafrecht, zoals meer subsidiair is ten laste gelegd.
medeplegen
Gelet op de rol van verdachte, te weten het aanvaarden van de opdracht, het overleggen met de opdrachtgever, het verkennen van de plaats delict, het inschakelen van andere personen om de mishandeling uit te voeren en het geven van instructies aan die personen, is sprake van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met de daadwerkelijke uitvoerders van de mishandeling dat verdachte aangemerkt kan worden als medepleger van het meer subsidiair ten laste gelegde.
verweren verdachte
Het verweer van verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij de mishandeling, omdat hij weliswaar de opdracht van [A] heeft aangenomen, maar nooit van plan is geweest om deze ook daadwerkelijk uit te voeren, wordt verworpen. (…) Ter zitting van het hof heeft verdachte (..) verklaard dat hij in die tijd helemaal geen behoefte had aan geld. Daarnaast is het volstrekt onaannemelijk dat verdachte, die zegt geroerd te zijn door het feit dat zijn vriend [A] door een andere vriend ( [X] ) is bestolen, vervolgens [A] om de tuin gaat leiden door een opdracht te aanvaarden die hij nooit zal uitvoeren om er een paar centen aan te kunnen verdienen. Dat verdachte de opdracht uiteindelijk niet heeft uitgevoerd blijkt ook op geen enkele wijze uit de OVC-gesprekken en telefoongegevens die zich in het dossier bevinden.
Verdachte heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het OVC-gesprek van 22 februari 2012 tussen hem en [A] geen betrekking heeft op de voorgenomen mishandeling van [X] , maar betrekking heeft op de eveneens geplande mishandeling van [Y] (alias [Y1] of [Y2] ) en daarom niet voor het bewijs van de mishandeling van [X] gebruikt kan worden.
Het hof verwerpt het verweer. Blijkens verdachtes uitgewerkte politieverklaring van 29 september 2012 heeft hij verklaard dat hij met betrekking tot [X] door [A] is benaderd, dat hij heeft gekeken en dat hij heeft toegezegd de mishandeling te zullen regelen. Dat verdachte ook daadwerkelijk samen met [A] heeft gekeken bij de woning van [X] vindt steun in het OVC-gesprek van 22 februari 2012 tussen [A] en verdachte. Uit dat gesprek blijkt dat ze op dat moment voor een woning geparkeerd staan en dat ze kijken naar manieren om binnen te komen. Verdachte zegt in dat gesprek: Ja. Het mooie is, hij heeft geen bovenburen hè. De buren precies boven hem die zijn er niet.
Ter zitting van het hof heeft verdachte foto’s overgelegd van de woningen van zowel [X] als [Y] .
Uit het proces-verbaal van de zitting van 2 mei 2017 blijkt dat verdachte het volgende heeft verklaard:
[Y1] heeft geen bovenburen. Ik heb foto’s meegenomen van zijn flat om dat aan te tonen. [X] had wel bovenburen.(…)
Gelet hierop en op de inhoud van het OVC-gesprek kan dit gesprek alleen maar betrekking hebben op de woning van [X] , omdat zijn woning wel een woning boven zich heeft in tegenstelling tot de woning van [Y] .”