ECLI:NL:RBDHA:2019:5686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
C/09/565996 / FA RK 18-9686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en erkenning van een huwelijk zonder huwelijksakte

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen de man, [Y], en de vrouw, [X]. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, ondanks het ontbreken van een huwelijksakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 1995 in Irak zijn gehuwd en dat de man ten tijde van de indiening van het verzoekschrift zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Hierdoor was de Nederlandse rechter bevoegd om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. De man heeft gesteld dat hij de huwelijksakte niet kan overleggen omdat deze verloren is gegaan tijdens zijn vlucht. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende concrete feiten zijn gepresenteerd om te concluderen dat het huwelijk in Nederland erkend kan worden, ondanks het ontbreken van de huwelijksakte. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien het niet is weersproken en op de wet is gegrond. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de man huurder zal zijn van de woning in Nederland en dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Familie
zaaknummer / rekestnummer: C/09/565996 / FA RK 18-9686
Beschikking van 5 juni 2019 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[Y] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R. Vane, gevestigd te Waddinxveen,
tegen
[X] ,
zonder bekende woon en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna te noemen de vrouw.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 2 januari 2019;
- het betekeningsexploot;
- het F9-formulier met bijlagen van 26 februari 2019 van de zijde van de man.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de vrouw geen verweerschrift ingediend.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 1995 te [huwelijksplaats] , Irak.
2.2.
De man heeft een onbekende nationaliteit.
2.3.
Scheiding
2.3.1.
De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken, althans voor recht te verklaren dat het tussen de man en de vrouw gesloten huwelijk in Nederland niet rechtsgeldig is en niet wordt erkend. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.3.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de man zich in Nederland bevond en deze daar sinds ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan die indiening verblijfplaats had, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.3.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.3.4.
Op grond van artikel 815, vijfde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de overlegging van een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding. Indien een afschrift of uittreksel van een huwelijksakte redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, kan volgens het zesde lid van voornoemd wetsartikel worden volstaan met overlegging van andere bewijsstukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling door de rechter.
2.3.5.
De man heeft geen huwelijksakte overgelegd. Hij heeft gesteld dat hij niet over de huwelijksakte kan beschikken omdat de deze is achtergebleven tijdens de vlucht.
2.3.6.
De rechtbank stelt voorop dat er voldoende concrete feiten ten aanzien van het huwelijk behoren te worden gesteld om te kunnen beoordelen of een – in het buitenland gesloten – huwelijk voor erkenning in Nederland in aanmerking komt en ook dat er voldoende feiten moeten worden gesteld om te kunnen beoordelen dat dit huwelijk niet reeds ontbonden is. Een enkele verwijzing naar een eerste gehoor in het kader van de eerste asielaanvraag door de IND waarin slechts wordt verklaard dat verzoeker is gehuwd, met een verwijzing naar de basisregistratie personen, is onvoldoende. In een nadere toelichting heeft de man ten aanzien van het huwelijk gesteld dat het destijds ( [huwelijksdatum] 1995) is voltrokken door een Imam, dat er twee officiële getuigen bij waren, naast familie en kennissen en dat het huwelijk bij de Imam zowel voor het geloof als voor de wet was. Met deze feiten in combinatie met de gegevens uit het eerste gehoor, acht de rechtbank genoegzaam aangetoond dat tussen partijen sprake is van een huwelijk dat in Nederland wordt erkend. Het ontbreken van de originele huwelijksakte is derhalve geen reden de man in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren.
2.3.7.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.4.
Woning
2.4.1.
De man heeft het huurrecht van de woning verzocht.
2.4.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
2.4.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.4.4.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot het huurrecht van de woning als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
2.5.
Proceskosten
2.5.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] , Irak op [huwelijksdatum] 1995;
3.2.
bepaalt dat de man huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres echtelijke woning] [woonplaats] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.3.
verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Lagerwerf op 5 juni 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..