ECLI:NL:RBDHA:2019:5666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
AWB 19/1304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake mvv-aanvragen van Eritrese eisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in een beroep van drie Eritrese eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. I. Vreeken, stelden dat hun aanvragen niet waren ingetrokken, terwijl verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.S.M. Rietveld van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het tegendeel beweerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen op 27 november 2017 door de heer [naam 4] van Stichting Nidos, die belast was met de voogdij over de referente, zijn ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de intrekking rechtsgeldig was, ondanks de stelling van eisers dat er geen ondubbelzinnige intrekking had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet tijdig een beroep hadden ingesteld, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond, aangezien het beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/1304
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 21 mei 2019 in de zaak tussen

[eiser 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] ,
eiser,
[eiser 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] ,
eiseres,
[eiser 3] ,
geboren op [geboortedatum 3] ,
eiser,
allen van Eritrese nationaliteit,
gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. I. Vreeken, advocaat te Zutphen)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
(gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij brief van 19 februari 2019 hebben eisers bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van 13 december 2017 tegen de afwijzing van de door eisers ingediende aanvragen voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) in het kader van een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) voor verblijf bij hun zus [referente] (referente).
De rechtbank heeft op 21 februari 2019 verweerder verzocht op het beroep te reageren.
Verweerder heeft op 14 maart 2019 een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben op 15 maart 2019 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2019. Eisers en hun gemachtigde hebben de rechtbank bericht dat zij niet ter zitting zullen verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
Referente is geboren op [geboortedatum 4] en van Eritrese nationaliteit. Bij beschikking van 20 juni 2017 heeft de rechtbank Stichting Nidos belast met de tijdelijke voogdij over referente. Referente heeft bij besluit van 25 juli 2017 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ontvangen.
Referente heeft vervolgens op 25 juli 2017 aanvragen voor een mvv in het kader van nareis ingediend voor haar ouders, [naam 1] en [naam 2] .
Voor eisers en haar andere zus [naam 3] heeft referente op 25 juli 2017 aanvragen voor een mvv voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 EVRM ingediend.
Bij brief van 31 oktober 2017 heeft Stichting Nidos (in het bijzonder mevrouw [naam 5] ) onder meer aan verweerder bericht dat zij de aanvraag voor haar zus [naam 3] wil intrekken.
Op 27 november 2017 heeft de heer [naam 4] van Stichting Nidos de volgende e-mail aan verweerder gezonden:
“Zoals zo juist telefonisch besproken stuur ik u deze email. Ik heb in het kader van de kantoordienst gelezen in het dossier van V: [nummer] dat haar voogd met haar gesproken heeft en dat er gezamenlijk besloten is om de 8 evrm aanvragen in te trekken en de termijn voor nareis van de ouders veilig te stellen zodat deze in de toekomst mogelijk weer opgestart kan worden indien vader vrij komt uit de gevangenis.”
Op 27 november 2017 heeft verweerder aan mevrouw [naam 5] van Stichting Nidos een brief verzonden met daarin bovenaan de namen van de ouders van referente en de volgende tekst:
“Mevrouw [referente] (…) heeft aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Het gaat om een mvv nareis. De aanvragen zijn bedoeld voor bovengenoemde vreemdelingen. Vandaag heb ik een brief verstuurd over de aanvragen. Hierbij ontvangt u een kopie van deze brief. Voorts zijn op verzoek van mevrouw [referente] de aanvragen voor haar minderjarige broers en zus ingetrokken.”
De aanvragen van de ouders van referente zijn afgewezen bij besluiten van 27 november 2017. Daartegen is op 13 december 2017 bezwaar gemaakt. In de gronden van bezwaar van 1 maart 2018 staat het volgende opgenomen: “Referent is het niet eens met het stopzetten van de procedure. Daags nadat haar voogd uw IND had bericht dat de aanvragen in de gegeven situatie konden worden afgewezen, heeft referent aan haar mentor laten weten dat zij de procedure wel wilde voortzetten. Zij betwist dat zij tijdens het gesprek met haar voogd heeft ingestemd met de afwijzing van de aanvragen. Hetzelfde geldt voor de intrekking van de mvv-aanvraag van broertjes en (overige) zusjes.
Onduidelijk is wat er is gebeurd met de mvv-aanvraag van die broertjes en (overige) zusjes. Alleen de aanvraag van zus [naam 3] is afgewezen. OP 27-11-2018 heeft de heer [naam 4] weliswaar per e-mail laten weten dat gezamenlijk ‘is besloten om de 8-evrm-aanvragen in te trekken’, dit bericht kan niet als een formele intrekking worden beschouwd. Nog daargelaten dat de heer [naam 4] niet referents voogd was (en is), geven de letterlijke bewoordingen niet aan dat de desbetreffende aanvragen worden ingetrokken, terwijl het voorts geenszins duidelijk wordt op welke personen hier wordt gedoeld. Een bericht hieromtrent intrekking is ook niet door Nidos ontvangen en dus kennelijk ook niet verstuurd c.q. ontvangen. Referent wenst nadrukkelijk voortzetting van die mvv-aanvraag van de overige broertjes en zusjes.”
In de aanvullende gronden van het bezwaarschrift van 18 september 2018 tegen de afwijzing van de aanvragen van de ouders is aangegeven dat onbekend is wat met de aanvragen van de broers en zus van referente (oftewel eisers) is gebeurd en dat geen sprake is van een intrekking. Daarin staat verder dat referente tegenover de gemachtigde en in aanwezigheid van haar Nidos voogd te kennen heeft gegeven dat de aanvraag van de zus [naam 3] als ingetrokken kan worden beschouwd omdat zij met haar gezin al in Duitsland woont.
Op 11 januari 2019 heeft de gemachtigde van eisers verweerder verzocht binnen veertien dagen te beslissen op de aanvragen van eisers omdat de beslistermijn van zes maanden al reeds lange tijd is verstreken. Indien verweerder in gebreke blijft, wordt een dwangsom verbeurd.
Verweerder heeft op 13 januari 2019 de ontvangst van de ingebrekestelling bevestigd.
Ten slotte heeft verweerder op 28 januari 2019 de gemachtigde van eisers bericht dat de aanvragen waarvan de ingebrekestelling is ingediend op 27 november 2017 zijn ingetrokken door stichting Nidos, namens referente. De ingebrekestelling is daardoor ongeldig.
2. Eiser voeren aan dat de ingebrekestellingen wel rechtsgeldig zijn omdat de aanvragen van eisers niet zijn ingetrokken. Referente heeft haar mentor laten weten dat zij de procedures wel wilde voortzetten. Zij betwist dat zij tijdens het gesprek met haar voogd heeft ingestemd met de intrekking van de aanvragen. Voorts heeft de heer [naam 4] van het Nidos met zijn e-mail van 27 november 2017 de aanvragen niet ingetrokken omdat hij daartoe niet bevoegd was. Hij was namelijk niet de eigen voogd van referente. Hij heeft deze e-mail ook niet namens deze voogd opgesteld. Voorts is niet sprake van een ondubbelzinnige intrekking met deze e-mail. Dit gelet op zijn bewoordingen in de e-mail en het ontbreken van de namen van eisers in deze mail en hun v-nummers. Ten slotte is de e-mail, oftewel de gestelde intrekking, niet ondertekend zodat hij ook daarom niet rechtsgeldig is.
3. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de ingebrekestellingen van 11 januari 2019 niet geldig zijn, zodat het beroep niet ontvankelijk is. Verweerder verwijst naar de brief van 28 januari 2018 waarin verweerder zich ook op het standpunt heeft gesteld dat de ingebrekestellingen ongeldig zijn, omdat de aanvragen van eisers zijn ingetrokken. De heer [naam 4] van Stichting Nidos spreekt in zijn e-mail, onder vermelding van het V-nummer van referente, enerzijds over de “8 EVRM aanvragen” en anderzijds over de aanvragen van “de ouders”. Hieruit mocht verweerder afleiden dat het ging om de aanvragen van eisers. Dit waren immers de enige 8 EVRM aanvragen die door referente zijn ingediend en waarvoor leges is betaald. Daarnaast is het onjuist dat de intrekking niet door verweerder is bevestigd. Dit heeft verweerder gedaan in de aan Nidos gerichte aanbiedingsbrief van 27 november 2017 en ook in het afwijzende besluit van de ouders is de intrekking van de aanvragen van eisers nogmaals bevestigd. Indien referente, zoals gesteld, op 28 november 2017 aan haar mentor heeft laten weten dat zij de aanvragen niet wilde intrekken, dan had het op de weg van het Nidos gelegen om verweerder per ommegaande over de miscommunicatie te berichten. Dat is niet gebeurd. Eerst in de gronden van 1 maart 2018, oftewel drie maanden later, wordt hier melding van gemaakt. Daar komt bij dat eisers geen onderbouwing van hun stelling, bijvoorbeeld in de vorm van een gespreksverslag tussen referente en stichting Nidos, hebben overgelegd. Dat de intrekking kenbaar is gemaakt door de heer [naam 4] en niet door de eigen voogd van referente, maakt dit niet anders omdat stichting Nidos door de rechter is belast met de voogdij en niet een specifieke jeugdbeschermer van de stichting.
4. Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Algemeen wet bestuursrecht (Awb) kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
5. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
6. Tussen partijen is in geschil of namens referente de aanvragen van eisers voor een mvv met de e-mail van 27 november 2017 van de heer [naam 4] van stichting Nidos, zijn ingetrokken.
7. De rechtbank is allereerst van oordeel dat de heer [naam 4] bevoegd was om de aanvragen namens referente in te trekken. Stichting Nidos is immers bij beschikking van 20 juni 2017 door de rechtbank belast met de tijdelijke voogdij over referente en niet een specifieke medewerker die werkzaam is bij stichting Nidos. Aangezien de heer [naam 4] werkzaam is bij stichting Nidos is hij bevoegd om als wettelijk vertegenwoordiger van referente optreden. Dat hij niet haar eigen voogd is, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Er is geen andere informatie naar voren gebracht op grond waarvan de bevoegdheid van de heer [naam 4] niet kan worden aangenomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Vervolgens rijst de vraag op welke wijze een dergelijke aanvraag voor een mvv kan worden ingetrokken. De vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) kennen geen bepalingen die de intrekking van een aanvraag om afgifte van een mvv regelen. In artikel 1.24, eerste lid, van het Vb is echter wel bepaald dat de aanvraag tot het verlenen van een mvv wordt gedaan door het indienen van een (model) formulier waarin de identiteitsgegevens van de aanvragers worden vermeld. Een dergelijke aanvraag om afgifte van een mvv dient dus schriftelijk te worden ingediend. De rechtbank is van oordeel dat een schriftelijk ingediende aanvraag alleen als ingetrokken kan worden beschouwd indien die intrekking eveneens schriftelijk geschiedt en duidelijk is welke aanvragen worden ingetrokken. Indien niet duidelijk is welke aanvraag wordt ingetrokken, dient verweerder hieromtrent navraag te doen, voordat de aanvraag als ingetrokken wordt beschouwd.
8.1
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat de heer [naam 4] op 27 november 2017 telefonisch contact heeft gehad met verweerder en vervolgens ook schriftelijk, namelijk per e-mail van 27 november 2017. In die e-mail stelt hij dat de voogd met referente gesproken heeft en gezamenlijk besloten is om de “8 EVRM aanvragen” in te trekken. Daarbij is het V- nummer van referente vermeld. Dat dit het V-nummer is van referente en dat er contact is geweest (telefonisch en per e-mail) tussen verweerder en Stichting Nidos op 27 november 2017 aangaande de aanvragen van eisers, wordt door eisers niet betwist. Voorts stelt de rechtbank op grond van de brief van 31 oktober 2017 vast dat reeds een maand voor 27 november 2017 de 8 EVRM aanvraag ten behoeve van zus [naam 3] (die inmiddels meerderjarig was) was ingetrokken. Op grond daarvan is, ondanks het ontbreken van verdere gegevens van eisers, voldoende duidelijk dat de heer [naam 4] in de e-mail van 27 november 2017 met de intrekking van de 8 EVRM aanvragen bedoeld heeft de intrekking van de 8 EVRM aanvragen van eisers (twee broers en een zus). Door verweerder is vervolgens op dezelfde dag de intrekking van de aanvragen van eisers ook bevestigd bij brief van 27 november 2017, waarin wordt gemeld dat op verzoek van referente de aanvragen voor haar minderjarige broers en zus zijn ingetrokken. Op dat moment was de zus [naam 3] niet meer minderjarig, maar meerderjarig, zodat door verweerder voldoende kenbaar en duidelijk is bevestigd dat de aanvragen van eisers zijn ingetrokken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Voor zover eisers hebben gesteld dat het nooit de bedoeling is geweest om hun aanvragen in te trekken dan wel dat sprake is geweest van dwaling aan de zijde van referente, overweegt de rechtbank dat verweerder terecht heeft gesteld dat dat onvoldoende is onderbouwd. Zo is door Stichting Nidos niet bevestigd dat sprake is geweest van communicatieproblemen tussen hen en referente. Er zijn geen gesprekverslagen overgelegd waaruit blijkt dat nooit de bedoeling is geweest van referente om de 8 EVRM aanvragen van eisers in te trekken. Niet valt in te zien waarom deze nadere onderbouwing met stukken niet gegeven zou kunnen worden. Daar komt bij dat referente en de gemachtigde van eisers ook niet ter zitting zijn verschenen om het betoog nader te onderbouwen ter zitting. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.
10. Gelet op al het voorgaande wordt geconcludeerd dat geen sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit op aanvragen waartegen in beroep gekomen kan worden. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2019.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel