ECLI:NL:RBDHA:2019:5637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
09/818152-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met zware mishandeling in Zoetermeer

Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling van het slachtoffer op 17 november 2018 in Zoetermeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer heeft getrapt en een riem om de nek van het slachtoffer heeft gewikkeld, waardoor de zuurstoftoevoer werd verhinderd. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte de poging tot doodslag opleveren, gezien de aard van de geweldshandelingen en de uitlatingen van de verdachte tijdens het incident. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 5.124,62 aan het slachtoffer toegewezen, ter compensatie van de geleden schade door de mishandeling. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818152-18
Datum uitspraak: 4 juni 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Justitieel Complex Zaanstad” te Westzaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 maart 2019 (pro forma) en 21 mei 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. da Silva naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 november 2018 te Zoetermeer ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van
het leven te beroven, opzettelijk
- die [slachtoffer] meermalen met geschoeide voet tegen haar hoofd en/of meermalen
tegen haar lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- meermalen een riem om de nek en/of de hals van die [slachtoffer] heeft gewikkeld
en/of (vervolgens) meermalen die riem hard heeft aangetrokken waardoor de
zuurstoftoevoer bij die [slachtoffer] werd verhinderd althans (ernstig) beperkt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2018 te Zoetermeer aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken neus en/of
- diverse (grote)blauwe plekken op gezicht en/of haar armen en/of haar benen en/of
- bloeduitstortingen in haar hals en/of een gat in haar achterhoofd,
heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen te trappen en/of te schoppen met
geschoeide voet tegen haar hoofd en/of door een riem om de nek en/of hals van
die [slachtoffer] te wikkelen en/of meermalen die riem hard aan te trekken;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2018 te Zoetermeer ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] meermalen met geschoeide voet tegen haar hoofd en/of meermalen
tegen haar lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- meermalen een riem om de nek en/of de hals van die [slachtoffer] heeft gewikkeld
en/of (vervolgens) meermalen die riem hard heeft aangetrokken waardoor de
zuurstoftoevoer bij die [slachtoffer] werd verhinderd althans (ernstig) beperkt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de avond van 17 november 2018 heeft zich in de woning aan de [adres] te Zoetermeer een geweldsincident voorgedaan waarbij aangeefster [naam] (hierna ook: [slachtoffer] ) letsel heeft opgelopen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte de dader was en, zo ja, wat het handelen van verdachte oplevert.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie gaat ervan uit dat het letsel van [slachtoffer] is veroorzaakt doordat verdachte geweld op haar heeft toegepast. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer] en het letsel dat bij haar is geconstateerd. Voorts baseert zij zich onder andere op sporenonderzoek in de woning van [slachtoffer] waarbij op diverse plekken bloedsporen werden aangetroffen, het onderzoek naar berichten tussen [slachtoffer] en verdachte, verdachte en zijn vriendin en de taps van gesprekken gevoerd vanuit de PI tussen verdachte en zijn vriendin, de bloedsporen die op de schoenen van verdachte zijn aangetroffen met daarin DNA dat overeenkomt met het DNA van [slachtoffer] en het DNA-mengprofiel van [slachtoffer] en verdachte dat aanwezig was in speekselsporen die zijn aangetroffen op de riem van [slachtoffer] . Tenslotte baseert de officier van justitie zich op de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die verdachte in de vroege ochtend van 18 november 2018 om 04.50 uur aantroffen voor de deur van [zijn vriendin (naam)] waarbij zij hem hebben horen zeggen “ik ben [naam] ”, en constateerden dat verdachte bloed aan zijn handen had. De officier van justitie acht de ontkenning van verdachte aantoonbaar leugenachtig en gaat ervanuit dat verdachte het feit opzettelijk heeft gepleegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van zowel het primair als het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Daartoe is - in de kern samengevat- aangevoerd dat verdachte ontkent in de nacht van 17 november 2018 bij [slachtoffer] te zijn geweest. Het is goed mogelijk dat de schoenen met daarop DNA van [slachtoffer] nadien vanuit de woning van [slachtoffer] bij verdachte zijn beland, aangezien hij op 19 november 2018 nog kleding bij [slachtoffer] heeft opgehaald. Voorts kan de aanwezigheid van DNA van verdachte op de riem van [slachtoffer] worden verklaard door het feit dat verdachte die riem ooit in zijn handen heeft gehad. Verdachte was in de avond van 17 november 2018 in de woning van [zijn vriendin (naam)] en het feit dat er die avond en nacht sms- en belverkeer is geweest tussen hen sluit aan bij de verklaring van [zijn vriendin (naam)] dat zij zich kan voorstellen dat zij en verdachte telefonisch contact hebben gehad toen zij tussen 23.00 uur en 24.00 uur beneden in de kapperszaak opruimde. Een verklaring voor het feit dat verdachte op 18 november 2018 rond 05.00 uur ’s nachts voor de deur van [zijn vriendin (naam)] is aangetroffen, is dat verdachte die dag vroeg wilde gaan werken en daarom alvast zijn spullen wilde gaan uitkloppen en toen zichzelf heeft buiten gesloten. Als wordt aangenomen dat verdachte wel in de woning van [slachtoffer] is geweest in de nacht van 17 november 2018, is er onvoldoende bewijs dat hij met geschoeide voet tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft getrapt. Het letsel zou ook door een klap of op andere wijze kunnen zijn ontstaan. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte zou hebben getracht [slachtoffer] met een riem te wurgen en haar met de dood zou hebben bedreigd. Als wel wordt aangenomen dat verdachte letsel bij [slachtoffer] heeft aangebracht, is er in elk geval geen sprake geweest van opzet op het intreden van de dood, aldus de raadsvrouw.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aangifte [slachtoffer] en verklaring [slachtoffer] bij de rechter-commissaris
Op 20 november 2018 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd op 17 november 2018. [2] Zij heeft verklaard dat verdachte die avond, na al eerder om 20.30 uur bij haar te zijn geweest, om 22.00 uur weer bij haar woning aan de [adres] in Zoetermeer kwam. Ze spraken wat met elkaar en ineens merkte ze dat zijn stemming veranderde. Hij begon namen te roepen naar haar: “Familie [naam] en [naam] die ken je wel.” Hij beschuldigde haar ervan dat zij met zijn ex drie jaar geleden iets had gehackt waardoor zijn relatie met zijn kind kapot zou zijn gegaan. Ineens viel hij haar aan. Zij zat op de bank en verdachte stond tegenover haar. Vervolgens deed hij zijn broek open en zij zag dat hij over haar heen plaste. Zij ging naar de wc om haar trui uit te trekken en zag dat verdachte haar volgde. Zij kreeg op de wc een klap in haar gezicht en zij hoorde dat hij zei dat hij haar wilde doodtrappen. Zij ging terug naar de woonkamer en ging op de bank zitten. Hij kwam weer voor haar staan en gaf haar een trap in het gezicht. Hij had zijn schoenen nog aan. Het waren gympen, wit met een kleur. Hij schopte haar meerdere keren in haar gezicht en zei daarbij dat hij haar dood wilde trappen. Zij voelde pijn in haar gezicht en zag de bloedspetters in het rond vliegen. Zij probeerde met haar beide armen de schoppen, die waren gericht op haar gezicht, af te weren. Haar armen zaten hierdoor ook helemaal onder de blauwe plekken en de verwondingen.
Verdachte pakte de riem die [slachtoffer] om haar middel droeg van haar af en ging voor haar staan. Hij spande deze riem horizontaal tussen zijn handen en trok deze een aantal keer voor haar heen en weer. Hij deed daarop de riem om haar nek en wikkelde deze een aantal keer om haar nek en trok er heel hard aan. Ze dacht dat hij haar dood ging maken. Zij probeerde hem van zich af te trappen, waarop hij nog bozer werd. Hierop liet hij de riem even los en schopte haar in haar gezicht. Hierna trok hij nogmaals heel hard aan beide uiteinden van de riem. Zij voelde dat haar luchttoevoer werd afgesloten. Zij kon nog met moeite ademhalen. Daarop pakte hij haar bij de haren en trok haar van de bank en sleepte haar richting de keuken. Toen liet hij haar los en gaf haar nog een aantal trappen in haar gezicht. Zij voelde dat de voortanden van haar kunstgebit uit haar mond werden getrapt. Zij stond op, waarbij hij nog haar een aantal trappen na gaf. Zij kwam op de wc terecht waar ze erachter kwam dat haar BH kapot was en zij half ontbloot was. Verdachte trok de deur van de wc open en ze zei dat hij haar met rust moest laten. Zij is nog even naar buiten gegaan en heeft daar haar neus gesnoten. Er kwam allemaal bloed uit. Op een gegeven moment is zij naar boven gegaan. Hij heeft toen nog tegen de deur getrapt maar omdat haar bed ervoor stond kon die niet helemaal open. Toen is zij op bed gaan liggen en is ze in slaap gevallen.
Toen ze de volgende dag wakker werd, zag ze in de spiegel dat ze gewond was. Ze is naar beneden gelopen en zag overal bloed liggen. Zij zag op haar telefoon dat ze berichten had van verdachte. Op 20 november kwam haar schoonzoon langs die de politie heeft gebeld, waarna zij met een ambulance naar het ziekenhuis is gebracht. In het ziekenhuis werd gezegd dat ze een gebroken neus, blauwe plekken en een gat in haar achterhoofd had. Zij heeft weken lang veel pijn aan haar hele lichaam gehad en niet kunnen eten. [3]
Letsel [slachtoffer]
Op 20 november 2018 is [slachtoffer] in het LageLand Ziekenhuis onderzocht, waar door de behandelend arts is geconstateerd dat zij een neusfractuur, een brilhematoom, meerdere hematomen in hals, op de rug, de linker onderarm, het linker bovenbeen en linker onderbeen en een hoofdwond had. [4] Blijkens een op 8 mei 2019 opgestelde verklaring van een plastisch chirurg heeft [slachtoffer] aan de mishandeling een blijvend, ontsierend litteken aan haar onderlip overgehouden. De onderlip is gevoelloos en [slachtoffer] kwijlt daardoor. Een operatie van het litteken is niet zinvol. [5]
Er zijn ook foto’s gemaakt van het letsel. Op de foto’s is te zien dat [slachtoffer] bont en blauw is en een striem in de hals en een wond aan haar onderlip heeft. [6]
Bevindingen van de politie ter plaatse
Op 20 november 2018 zijn verbalisanten naar de woning van [slachtoffer] gegaan en zij zagen in de hal op de rechtermuur bloedspatten en bloedvegen. Op de vloer van de woonkamer zagen zij meerdere opgedroogde bloedspatten en op de eettafel lagen twee kunststof tanden. Op het deurkozijn van de woonkamer naar de keuken waren meerdere bloedspatten en bloedvlekken te zien en ook in de slaapkamer op het hoofdkussen waren bloedvlekken zichtbaar. In de vuilcontainer zagen zij tussen het afval een kapotte BH en een ceintuur liggen, die zij hebben veiliggesteld voor mogelijk DNA-onderzoek. [7]
DNA-bemonstering en rapportage NFI
Op 20 november 2018 zijn de Adidas-sportschoenen die verdachte bij zijn aanhouding droeg bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. [8] [slachtoffer] herkende deze schoenen op de haar getoonde foto’s (“een soort Nike-achtige gymschoenen”) als de schoenen die verdachte op de betreffende avond droeg. [9]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft een DNA-onderzoek uitgevoerd. Op de schoenen van verdachte is een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het profiel van [slachtoffer] ; de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met de afgeleide DNA-kenmerken van [slachtoffer] is kleiner dan 1 op 1 miljard. [10]
Ook de riem van [slachtoffer] is bemonsterd voor DNA-onderzoek. Omdat de ceintuur mogelijk gebruikt is om het slachtoffer te verwurgen is verzocht de uiteinden van de ceintuur te bemonsteren. De ceintuur was echter erg bebloed. Om die reden zijn de randen van de ceintuur in delen bemonsterd. De bemonsteringen [nummer] #01 tot en met #05 van biologische sporen zijn veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
Omdat het slachtoffer mogelijk met haar ceintuur is verwurgd, is de ceintuur ook onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij zijn op meerdere plaatsen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. Twee van de oplichtende vlekken zijn uitgeknipt en veiliggesteld als [nummer] #08 en #09 voor DNA-onderzoek en voor een aanvullende test op de aanwezigheid van speeksel. Met de aanvullende test is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel in deze bemonstering.
Genoemd onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Er zijn DNA-mengprofielen aangetroffen van verdachte en [slachtoffer] . De verkregen DNA-mengprofielen op de bemonsteringen met de nummers [nummer] #05, #08 en #09 zijn volgens het NFI elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer ervan wordt uitgegaan dat de bemonsteringen DNA bevatten van [slachtoffer] en verdachte, dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van [slachtoffer] en een willekeurige, onbekende persoon. [11]
Telecomgegevens
Op 19 november 2018 is er berichtenverkeer geweest tussen verdachte en [slachtoffer] .
Onder deze berichten bevonden zich de volgende:
: weetje hoe dit genoemd zwaar zinloos gewld (...)Verdachte: zinloos geweld? achter een laptop. gewoon kinderachtig en triest.[slachtoffer] : daklozenopvang in Den Haag is weer geopend misschien wat voor jouw in plaats vrouwen naar de klote helpen ,jij bent aan mij gekomen ! Snap jeVerdachte: en jij aan mij kind. en waarom blijf jij mij berichten sturen. En ik sla niemand.(..) [12]
Bevindingen van de politie bij de woning van [zijn vriendin (naam)]
[naam] (hierna: [zijn vriendin (naam)] ) heeft een relatie met verdachte. [13] Op 18 november 2018 omstreeks 4.50 uur ging de politie naar de [adres] te Zoetermeer, het adres van [zijn vriendin (naam)] , naar aanleiding van haar melding dat haar ex tegen de deur stond te trappen en die mogelijk geforceerd had. Verbalisanten troffen ter plaatse een man aan die later verdachte bleek te zijn. Zij zagen dat hij behoorlijk opgefokt was en onder invloed van alcoholhoudende drank. Hij was verbaal agressief, hing een onsamenhangend verhaal op en gaf geen antwoorden op de vragen die hem werden gesteld. Op de vraag: “Wat is je naam?, hoorden de verbalisanten hem in eerste instantie antwoorden: “ [verdachte] , [geboortedag] 1984”. Op de vraag: “ [naam] , waar ben je geboren?”, hoorden ze hem antwoorden: “Ik ben [naam] .” Ze zagen dat de handen van verdachte bebloed waren en dat hij bloed op zijn spijkerbroek had ter hoogte van zijn knie. [14]
Tapgesprekken tussen verdachte en [zijn vriendin (naam)]
Op 27 november 2018 is [zijn vriendin (naam)] door de politie verhoord. [15] De dag ervoor, op 26 november 2018, voerde verdachte gesprekken met [zijn vriendin (naam)] vanuit de PI waarin onder meer het volgende is gezegd.
Gespreksnummer 549 te 26 november 2018 te 21.30:
- verdachte: Ja hun hebben gezegd dat jij hebt gezegd dat ik er niet ben geweest en dat [(naam) zoon van zijn vriendin] ook duidelijk heb gezegd dat ik daar de hele nacht niet ben geweest en dat is nu hun verhaal (…)
- [zijn vriendin (naam)] : Oke maar wat moet ik daar nu aan doen dan. Ik hoef toch niks te veranderen of moet ik het wel even van hun veranderen?
- verdachte: Nee, ja ligt eraan wat er gezegd wordt morgen (onverstaanbaar) gewoon opletten (…)
- [zijn vriendin (naam)] : Dus en ik ben gewoon naar bed op een gegeven moment gegaan en jij ook
- verdachte: Dat je moe was, juist, dat je moe was dat moet je gewoon aanhouden
- [zijn vriendin (naam)] : Ja als ze dan vragen waarom stop je dan om 5 uur voor de deur
- verdachte: Dan zeg je nou ja ik had een bakkie op enne we hadden weet ik veel wat een meningsverschil of zoiets en de buren bellen wel vaker voor ongein, het is nogal gehorig
- [zijn vriendin (naam)] : Nee, maar ik had toen toch zelf gebeld eerst?
- verdachte: Ja, maar ja als ze daar niet over beginnen
- [zijn vriendin (naam)] : Wat?
- verdachte: Dan moet je gewoon zeggen, weet ik je had gebeld voor mij he, weet je nog wat je gezegd hebt toen of niet? (…)
-
Gespreksnummer 563 te 26 november 2018 te 23.06 uur
- [zijn vriendin (naam)] : Ze gaan zeker morgen mij die foto’s laten zien of zo?
- verdachte: Ja, misschien gaat ie je onder de indruk laten raken daarvan (…)
- [zijn vriendin (naam)] : Dus
- verdachte: Zeg maar dat ze een stoorzender was, weet ik veel wat, maak het maar gewoon in haar nadeel
- [zijn vriendin (naam)] : Hè?
- verdachte: Maak het maar gewoon in haar nadeel, zeg maar gewoon dat je der niet kent of weet ik veel wat, dat je alleen maar last van der hebt
- [zijn vriendin (naam)] : Nou ja ik ken der ook niet dus ze hoeven er bij mij niet mee te komen dus opgerot
- verdachte: Ja toch, nee is goed [16]
Getuigenverklaringen van [zijn vriendin (naam)] en [(naam) zoon van zijn vriendin]
[zijn vriendin (naam)] en haar zoon, [(naam) zoon van zijn vriendin] , zijn zowel door de politie als bij de rechter-commissaris als getuige gehoord.
[(naam) zoon van zijn vriendin] heeft op 21 november 2018 aan de politie verklaard dat verdachte op 17 november 2018 niet bij hen in huis is geweest. [17] Bij de rechter-commissaris verklaart hij op 14 mei 2019 dat hij het eigenlijk niet zou weten waar verdachte was op zaterdagavond 17 november 2018 en zondagochtend, dat verdachte hem een bord eten heeft gebracht op zaterdagavond rond 21.00 en dat wat de getuige destijds aan de politie heeft verteld waarschijnlijk de waarheid was, omdat het toen een paar dagen later was en dat hij het nu eigenlijk een beetje vergeten is. [18]
[zijn vriendin (naam)] heeft op 14 mei 2019 bij de rechter-commissaris (onder ede) verklaard dat zij en verdachte op zaterdag 17 november 2018 om 20.30 uur hebben gegeten en dat zij daarna heeft afgewassen en haar spullen is gaan opruimen in haar kapperszaak op de benedenverdieping van haar woning. Hier is zij een uurtje of anderhalf uur mee bezig geweest. Zij kan niet verklaren dat verdachte de hele tijd bij haar in huis is geweest. [19]
Contact tussen verdachte en [zijn vriendin (naam)] op 17 november 2018 tussen 19.28 uur en 04.52 uur
Blijkens de historische telefoongegevens van de telefoon in gebruik bij verdachte zijn er tussen verdachte en [zijn vriendin (naam)] meer dan 25 telefonische en sms-contacten geweest op 17 november 2018 tussen 19.28 uur en 04.52 uur, waaronder een telefoongesprek van vijfeneenhalve minuut om 22.49 uur en een sms om 02.25 uur. Verder ligt de woning van [zijn vriendin (naam)] op vijf minuten loopafstand van de woning van [slachtoffer] . [20]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ontkend [slachtoffer] te hebben mishandeld. Hij heeft verklaard de gehele avond in de woning van [zijn vriendin (naam)] te zijn geweest en pas in de vroege ochtend naar buiten te zijn gegaan om zich klaar te maken voor werk.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van alle voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer] het bij haar geconstateerde letsel heeft toegebracht. De rechtbank stelt in dit verband vast dat haar aangifte op belangrijke punten steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo past het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel bij de in de aangifte beschreven geweldshandelingen en bevestigt ook het sporenonderzoek in de woning van [slachtoffer] dat er geweld in haar woning heeft plaatsgevonden. Haar verklaring wordt verder ondersteund door het aantreffen van de losse tanden, de kapotte BH en de riem. Verder is op de schoenen van verdachte bloed aangetroffen dat afkomstig is van [slachtoffer] . Uit de foto’s van de schoenen blijkt, dat het bepaald niet gaat om een minimale hoeveelheid bloed. Bovendien is er DNA van verdachte aangetroffen in speeksel en in een ander biologische spoor op de riem van het slachtoffer. Verdachte heeft voor deze aangetroffen sporen geen afdoende en redengevende verklaring kunnen geven. Ook het berichtenverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] bevestigt dat [slachtoffer] betrouwbaar heeft verklaard; zij beschuldigde hem immers van zwaar zinloos geweld en hij verweet haar daarop, zoals hij volgens haar die avond ook had gedaan, dat zij, met behulp van een computer, zijn kind kwaad had berokkend. De betrokkenheid van verdachte wordt ook nog eens bevestigd door een opvallende uitspaak: “Ik ben [naam] ” tegen twee verbalisanten in de vroege ochtend van 18 november 2018, terwijl [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte die avond tegen haar heeft gezegd: “Ken je familie [naam] ”.
De verklaringen van [zijn vriendin (naam)] en [(naam) zoon van zijn vriendin] bij de rechter-commissaris sluiten ook geenszins uit dat verdachte rond 22.00 uur in de woning van [slachtoffer] (gelegen op vijf minuten loopafstand van de woning van [zijn vriendin (naam)] ), is geweest.
Naar oordeel van de rechtbank heeft verdachte kennelijk leugenachtig verklaard over zijn voortdurende aanwezigheid die avond en nacht in de woning van [zijn vriendin (naam)] . Dit blijkt ook uit de tapgesprekken tussen verdachte en [zijn vriendin (naam)] . Duidelijk is, dat zij haar verklaring op dit punt op de zijne aan het afstemmen was. Voor het feit dat ze die nacht rond 04.50 uur zelf de politie heeft gebeld omdat verdachte tegen haar deur stond te schoppen en de grote hoeveelheid sms’jes en telefoongesprekken tussen [zijn vriendin (naam)] en verdachte die avond tussen 19.28 uur en 04.52 uur (waaronder een telefoongesprek van vijfeneenhalve minuut om 22.49 uur en een sms om 02.25 uur), is geen enkele adequate verklaring gegeven.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden wat dit handelen van verdachte strafrechtelijk oplevert.
De rechtbank is - met de officier van justitie- van oordeel dat de gedragingen van de verdachte de primair ten laste gelegde poging tot doodslag opleveren. De opzet ligt besloten in de aard van de gedragingen, te weten het dichtsnoeren van de keel van [slachtoffer] met een riem, zodanig dat de luchttoevoer werd afgesloten en het meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd schoppen. Deze gedragingen kunnen niet anders worden geïnterpreteerd dan als een poging tot het toebrengen van dodelijk letsel. Dat verdachte deze intentie had, wordt ondersteund door de bewoordingen die hij heeft geuit aan [slachtoffer] tijdens het incident inhoudende dat hij haar dood ging maken. Daarmee acht de rechtbank het volle opzet op de dood van [slachtoffer] bewezen.
Conclusie
De rechtbank is, samengevat, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 17 november 2018 te Zoetermeer ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van
het leven te beroven, opzettelijk
- die [slachtoffer] meermalen met geschoeide voet tegen haar hoofd en meermalen
tegen haar lichaam heeft getrapt en/of geschopt en
- een riem om de nek en de hals van die [slachtoffer] heeft gewikkeld
en vervolgens meermalen die riem hard heeft aangetrokken, waardoor de
zuurstoftoevoer bij die [slachtoffer] werd verhinderd, althans (ernstig) beperkt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat tevens aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging wordt opgelegd. Indien de rechtbank niet tot een tbs met dwangverpleging komt wordt door de officier van justitie het voorwaardelijk verzoek gedaan tot observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Voor zover uitgegaan wordt van een mogelijke stoornis bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, wordt door de verdediging het voorwaardelijke verzoek gedaan om door de reclassering een maatregelrapport te laten opmaken teneinde de mogelijkheid van het opleggen van een tbs-maatregel onder voorwaarden te onderzoeken. Verdachte is namelijk bereid om zich te laten behandelen. Daarnaast zou verdachte nog een keer onderzocht moeten worden door een andere psychiater, omdat hij met de twee deskundigen die over hem hebben gerapporteerd geen klik had.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden vrijheidsbenemende straf en maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in de avond van 17 november 2018 zonder enige aanleiding het slachtoffer, een weerloze, gehandicapte, broze vrouw, op brute wijze in haar gezicht en tegen haar lichaam en hoofd geschopt en geprobeerd te wurgen. Dit alles vond plaats in haar eigen woning, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Daarbij heeft hij gezegd dat hij haar wilde doodtrappen. Het gaat om een buitengewoon agressieve en angstaanjagende daad van verdachte. Dat het slachtoffer het overleefd heeft, is bepaald niet aan hem te danken. De rechtbank neemt hem dit erg kwalijk.
Dit feit heeft een enorme impact op het slachtoffer gehad. Zij heeft gevreesd voor haar leven. De advocaat van het slachtoffer heeft ter terechtzitting toegelicht dat het slachtoffer nog steeds, ruim zes maanden na het incident, lichamelijke en psychische gevolgen van het handelen van verdachte ondervindt. Verdachte heeft met zijn handelwijze dan ook ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn slachtoffer. Een feit als het onderhavige schokt bovendien de rechtsorde en versterkt in het algemeen de maatschappelijk onrust en gevoelens van onveiligheid.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 23 april 2019. Daaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde al vaak (onherroepelijk) is veroordeeld voor - onder meer - geweldsdelicten tot - onder meer - onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht geslagen op de volgende stukken:
 een reclasseringsadvies van GGZ reclassering Fivoor d.d. 20 februari 2019, opgesteld door [naam] ;
 een reclasseringsadvies van GGZ reclassering Fivoor d.d. 31 juli 2018, opgesteld door [naam] ;
 een reclasseringsadvies van GGZ reclassering Fivoor d.d. 10 juli 2018, opgesteld door [naam] ;
 het Pro Justitia-rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 4 februari 2019, opgesteld door drs. D. van Dam, psychiater;
 het Pro Justitia-rapport psychologisch onderzoek d.d. 15 februari 2019, opgesteld door drs R.S. Turk, forensisch psycholoog.
Uit het reclasseringsadviezen komt naar voren dat de reclassering, gezien de delictgeschiedenis van verdachte, de aard en de ernst van het onderhavige feit, de ontkennende houding van verdachte en zijn middelengebruik, de kans op recidive en geweld hoog acht. Het gebruik van alcohol en drugs wordt problematisch geacht. Verdachte was niet welkom bij De Waag omdat zijn verslavingsproblematiek te veel op de voorgrond stond. Zelf beweerde hij zijn middelengebruik onder controle te hebben, maar zei ook dat hij speed gebruikte als zelfmedicatie. Hij bleek niet wezenlijk gemotiveerd om aan zijn verslavingsproblematiek te werken. Hij kwam vaak zijn afspraken niet na en beloofde dan beterschap, maar het bleef bij beloftes. Daarom kan er geen continuïteit worden geboden in het reclasseringstoezicht en is gedragsverandering niet mogelijk. Verdachte zou langdurig klinisch behandeld moeten worden en aansluitend in een beschermde woonvorm moeten leren zelfstandig te worden en werk, inkomen en structuur op te bouwen en te behouden.
Psycholoog R.S. Turk heeft geconstateerd dat er bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogen in de zin van polymiddelenafhankelijkheid en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en een gemengde persoonlijkheidsstoornis. Hoewel de gemengde persoonlijkheidsstoornis toch al predisponeert tot ontremming en acting-out-gedrag, zal het gebruik van middelen de neiging tot impulsiviteit nog doen toenemen. De keuzes van betrokkene werden en worden mede bepaald door een weinig doortastende beoordeling van de situatie door zwakbegaafdheid en een tot geweld predisponerende perceptie van de werkelijkheid. Betrokkene voelt zich ten gevolge van zijn persoonlijkheidsstoornis snel aangevallen, tekortgedaan, gekwetst en gekrenkt. Betrokkene zoekt verdoving in het gebruik van middelen en loopt het risico vervolgens totaal te ontsporen. Genoemde stoornissen speelden ook ten tijde van het tenlastegelegde. Er is een heel groot verschil tussen het beeld dat hij van zichzelf heeft en het beeld dat de beide deskundigen van hem hebben. Hij heeft geen ziekte-inzicht, geen probleembesef, geen hulpvraag en ontkent zijn middelengebruik. Alle eerdere behandelingen zijn mislukt. Daarom is ambulante behandeling, zelfs in het kader van TBS met voorwaarden, weinig succesvol, aldus de deskundige. De deskundige merkt nog op dat betrokkene in het contact met onderzoeker de controle leek te kunnen verliezen zodra hij zich gekrenkt voelt.
Psychiater D. van Dam heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en paranoïde kenmerken, en een stoornis in de omgang met diverse middelen. Betrokkene is vanuit zijn zwakbegaafd niveau van cognitief functioneren verminderd in staat complexe situaties goed te overzien en de persoonlijkheidsstoornis kan onder ander leiden tot impulsiviteit, een procriminele houding, grensoverschrijdend/ delinquent gedrag, een gevoeligheid voor afwijzing en krenking, het sneller achterdochtig uitleggen van neutrale gebeurtenissen, en een verhoogde neiging tot middelengebruik als oplossing voor zijn gevoelens van onlust en frustratie. Dit middelengebruik kan de antisociale persoonlijkheidskenmerken versterken en de kans op antisociaal gedrag vergroten. Genoemde stoornissen en problemen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De deskundige vermeldde dat betrokkene een voorgeschiedenis van (ernstig) gewelddadig gedrag en ander strafbare feiten heeft en het hem vaak niet lukt zich volgens de regels aan toezicht te conformeren of te laten behandelen, of op eigen methode te zorgen voor een einde aan zijn justitiecontacten. Behandeling in een vrijwillig of voorwaardelijk kader met toezicht zal vermoedelijk onvoldoende effectief blijken. Er is een hoge mate van structuur, duur en bescherming nodig om de behandeling succesvol te laten verlopen. De psychiater vermeldde ook dat beide onderzoekers het erg zorgelijk vinden dat betrokkene zijn problematiek en ook zijn kwetsbaarheid om met justitie in aanraking te komen ontkent en bagatelliseert. De bereidheid tot het aangaan van therapie om hierin verandering aan te brengen lijkt zo goed als afwezig.
Beide deskundigen deden geen uitspraken over een eventuele doorwerking van de stoornis en gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens in het ten laste gelegde feit (indien bewezen). Zij kwamen wel tot een hoog recidiverisico wat betreft gewelddadig gedrag in het algemeen wanneer geen behandeling of opgelegde structuur wordt toegepast.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog ten aanzien van de stoornis van de verdachte over en legt deze mede ten grondslag aan haar beslissing omtrent de strafoplegging.
Straf en TBS-maatregel
Op grond van de rapporten van de deskundigen stelt de rechtbank vast dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis (verslaving aan diverse middelen) en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens (zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis) en dat deze ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde.
De rechtbank stelt voorts op basis van de deskundigenrapporten en verslagen van de reclassering vast, dat de verdachte onvoldoende capaciteiten heeft om zijn agressie en impulsen te reguleren, wat resulteert in het veelvuldig plegen van strafbare feiten. Vele eerdere pogingen tot begeleiding en behandeling hebben geen positief effect gehad en verdachte heeft meermalen kenbaar gemaakt niet te zullen meewerken aan behandeling. Gelet op dit alles acht de rechtbank - evenals de deskundigen - het recidivegevaar ter zake van geweldsdelicten hoog.
Hoewel de rechtbank - evenals de deskundigen- geen volledig zicht heeft kunnen krijgen op de mate waarin de verdachte toerekeningsvatbaar moet worden geacht, is het naar het haar oordeel, gelet op de inhoud en conclusies van de deskundigenrapporten, aannemelijk dat het bewezen verklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte en het daaruit voortkomende recidiverisico zodanig zijn, dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank ziet, gelet op de inhoud van de deskundigenrapporten, de tot de zitting weigerachtige houding van de verdachte om te worden behandeld, de lange periode van eerder ondernomen interventies die geen succes hebben gehad en vooral de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek, geen alternatief voor de maatregel van tbs met dwangverpleging. Daarbij neemt zij ook in aanmerking het geconstateerde grote verschil tussen het beeld dat verdachte van zichzelf heeft en het beeld dat de beide deskundigen van hem hebben, wat adequate behandeling sterk bemoeilijkt. De rechtbank acht het in tegenstelling tot de psychiater en de psycholoog niet noodzakelijk dat de verdachte eerst nog in het Piet Baan Centrum wordt opgenomen ter observatie. Dat een minder stevig kader dan tbs met dwangverpleging niet succesvol zal zijn, is uit de beschikbare informatie immers afdoende gebleken.
Aan de wettelijke voorwaarden voor deze maatregel is voldaan. De bewezen verklaarde poging tot doodslag betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, tijdens het begaan van dit feit bestond bij de verdachte zowel een gebrekkige ontwikkeling als een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel. Het bewezen verklaarde betreft zeer een ernstig feit en de verdachte heeft een aanzienlijk strafblad.
De rechtbank zal dan ook de maatregel opleggen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege.
Nu de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, is sprake van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank acht naast oplegging van de maatregel ook oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van in principe aanzienlijke duur aangewezen. Gelet op de ernst van het feit, de duur van het reeds ondergane voorarrest, de op te leggen tbs-maatregel met dwangverpleging waarbij sprake zal zijn van een te verwachten aanzienlijke behandelduur en de omstandigheid dat de verdachte met betrekking tot het bewezen verklaarde feit als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Dit is conform de eis van de officier van justitie.
Voorwaardelijke verzoeken
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, resulterend in het oordeel dat de rechtbank geen alternatief ziet voor de maatregel van tbs met dwangverpleging, acht de rechtbank het niet noodzakelijk dat door de reclassering een maatregelrapport wordt opgesteld. Evenmin acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte nogmaals wordt onderzocht door een andere deskundige, nu zij zich door de opgestelde rapportages voldoende voorgelicht acht en zij niet twijfelt aan de inhoud ervan.
De rechtbank wijst het verzoek derhalve af.
Aan beoordeling van het voorwaardelijk verzoek van de officier van justitie komt de rechtbank niet toe nu de voorwaarde, het niet opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging, niet wordt vervuld.
7. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 6.124,62, bestaande uit € 124,62 aan materiële schade en
€ 6000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot intergrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente, en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde de materiële schade, voor zover deze ziet op vergoeding van de kleding, niet voor toewijzing vatbaar is omdat er geen bonnetjes zijn overgelegd en aldus onvoldoende is onderbouwd. Het bedrag voor immateriële schade dient te worden gematigd, aldus de raadsvrouw.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt als rechtstreekse schade, geleden als gevolg van het onder primair bewezen verklaarde feit. De schade aan de kleding begroot de rechtbank - bij gebreke van onderbouwende stukken waaruit de exacte schade blijkt – conform de vordering op een bedrag van € 45,00.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij pijn en letsel heeft opgelopen als gevolg van het onder primair bewezen verklaarde feit. Verder is met een brief van de behandelend psycholoog onderbouwd dat er ook psychische schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. Dergelijk nadeel komt op grond van artikel 6:95 jo 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal dit nadeel naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 5000,- en dit bedrag ter zake van immateriële schadevergoeding toewijzen. De benadeelde partij zal ten aanzien van het overige deel van de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat een nadere onderbouwing van die vordering en de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zouden opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 5.124,62.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 november 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte voor het onder primair bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.124,62 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De in beslag genomen goederen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat van de in beslag genomen schoenen verbeurd zullen worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich niet uitgelaten over de schoenen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de verbeurdverklaring gelasten van de onder verdachte in beslag genomen schoenen aangezien de schoenen bij de uitvoering van het delict zijn gebruikt.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van primair:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaar;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast dat de veroordeelde wegens het bewezen verklaarde feit
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 5.124,62, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van immateriële schade en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€5.124,62 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen schoenen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.G. de Boer, voorzitter,
mr. J. Eisses, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Prinsen Geerligs, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 juni 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer-Leidschendam-Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 254), alsmede een aantal aanvullende processen-verbaal (ongenummerd).
2.Proces-verbaal van aangifte, pag. 25-26
3.Proces-verbaal verhoor aangeefster, pag. 37-40, en proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] door rechter-commissaris
4.geschrift, te weten een brief van de spoedeisende hulp van het LangeLand Ziekenhuis aan de huisarts van aangeefster (gevoegd bij de vordering benadeelde partij)
5.Een geschrift, te weten een schrijven van de plastisch chirurg van het LangeLand Ziekenhuis d.d. 8 mei 2019 (gevoegd bij de vordering benadeelde partij)
6.Eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van foto’s, pag. 28-36 en pag. 158-159
7.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 148-151
8.Proces-verbaal van bevindingen pag. 66; proces-verbaal sporenonderzoek met bijlagen, foto’s van de schoenen; en proces-verbaal forensisch onderzoek schoenen (beide in forensisch dossier, ongenummerd); geschrift, rapport NFI, pag. 110
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, pag. 79
10.Geschrift, rapport NFI d.d. 4 december 2018 (in forensisch dossier, ongenummerd)
11.Geschrift, rapport NFI d.d. 27 februari 2019 pag. 229-232
12.Proces-verbaal telefoon aangeefster en bijlagen, pag.122, 129, 133
13.Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 97
14.Proces-verbaal van bevindingen pag. 101 en proces-verbaal van bevindingen pag. 103
15.Proces-verbaal van verhoor getuige, pag. 91-95
16.Proces-verbaal tapgesprekken, pag. 112-114, met bijlagen, geschriften, uitgeschreven tapgesprekken, pag. 116, 118
17.Proces-verbaal van bevindingen, pag 69.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris dd 14 mei 2019.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris dd 14 mei 2019.
20.Proces-verbaal van bevindingen PL1500-2018-313274, d.d. 17 mei 2019, ongenummerd.