ECLI:NL:RBDHA:2019:5580
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging opvang van een Ghanese man in de Bed Bad Broodvoorziening en de beoordeling van procesbelang
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Ghanese man tegen de beëindiging van zijn opvang in de Bed Bad Broodvoorziening (BBB) per 1 maart 2018. De eiser, die sinds mei 2016 in de BBB verbleef, had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat zijn bezwaar tegen de beëindiging van de opvang kennelijk ongegrond was verklaard door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor opvang in de BBB, aangezien Ghana op de lijst van veilige landen staat en hij het aanbod voor terugkeer niet had geaccepteerd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij al 24-uurs opvang had in de Tijdelijke Opvangvoorziening voor Ongedocumenteerden (TOO) en er geen procesbelang meer was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de rol van buitenwettelijk begunstigend beleid in de opvang van ongedocumenteerden.