ECLI:NL:RBDHA:2019:5564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
7416672/18-28600
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van uitvaartkosten en de vraag naar de wil van de ondertekenaar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dela Uitvaartverzorging N.V. en een gedaagde. Dela vorderde betaling van uitvaartkosten die door de gedaagde zouden zijn ondertekend. De gedaagde betwistte echter dat zij verantwoordelijk was voor de betaling, met de stelling dat de factuur naar haar vader gestuurd zou worden, die de verzekeringnemer was van de overlijdensverzekering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de opdracht tot de uitvaart heeft ondertekend, maar dat er tijdens de bespreking van de uitvaart expliciet was afgesproken dat de kosten door haar vader zouden worden gedragen. De rechter oordeelde dat Dela niet redelijkerwijs kon aannemen dat de gedaagde instemde met het betalen van alle uitvaartkosten, gezien de gemaakte afspraken. Hierdoor werd de vordering van Dela afgewezen en werd Dela veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
EWDH
Rolnr.: 7416672/18-28600
29 mei 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap Dela Uitvaartverzorging N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres, verder ook te noemen: Dela,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, verder ook te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken, waaruit tevens het procesverloop blijkt:
  • de dagvaarding van 7 december 2018, met 13 producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de door de griffier gemaakte aantekeningen van het verhandelde tijdens de op 27

2.FeitenDekantonrechtergaatuitvandevolgendefeiten.

2.1
Dela heeft de uitvaart van wijlen [moeder van eiseres] , de moeder van [gedaagde] verzorgd.
2.2
[gedaagde] heeft de opdracht daartoe ondertekend.
2.3
Op 26 september 2016 ontving [gedaagde] de factuur van Dela. De volgende dag heeft zij per e-mail aan mevrouw [betrokkene 1] van Dela (verder: [betrokkene 1] ) laten weten dat was afgesproken dat de nota naar haar vader zou gaan.
2.4
Per e-mail van 28 september 2016 heeft [betrokkene 1] aan de eveneens bij Dela werkzame [betrokkene 2] laten weten dat het de bedoeling was dat de totaalnota naar de weduwnaar gestuurd zou worden en heeft zij hem gevraagd die nota naar hem te sturen.
2.5
Per e-mail van 28 september 2016 heeft mevrouw [betrokkene 1] van Dela aan [gedaagde] laten weten dat de nota naar haar vader zou worden gestuurd en dat [gedaagde] de aan haar gezonden nota als niet verstuurd kon beschouwen.
2.6
Enige dagen later ontving [gedaagde] van Dela een factuur d.d 5 oktober 2016 voor het zelfde bedrag als van de onder 2.3 genoemde factuur.
3
Vordering en verweer
3.1
Dela vordert –verkort weergegeven– om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.291,20 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten ad € 234,36 incl. btw en 53,35 aan rente, alsmede de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding en de proceskosten.
3.2
Dela legt aan haar vordering behalve de hiervoor vermelde feiten ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] de uitvaart van wijlen [moeder van eiseres] heeft verzorgd. Voor de overledene was bij Dela een overlijdensverzekering (diensten en geldsom) gesloten. De opdracht tot uitvoering van de uitvaart is door [gedaagde] ondertekend. Dela heeft [gedaagde] daarvoor op 5 oktober 2016 de factuur gestuurd ad € 1.291,20, zijnde het bedrag dat na aftrek van de verzekerde diensten en geldsom nog aan uitvaartkosten moet worden betaald.
3.3
[gedaagde] erkent dat zij de opdracht tot uitvoering van de uitvaart heeft ondertekend, maar betwist dat zij de factuur moet betalen. Daartoe voert zij het volgende aan, zakelijk weergegeven. De vader van [gedaagde] was de verzekeringnemer van de overlijdensverzekering. Het huwelijk van haar ouders was niet goed en [gedaagde] had geen goed contact met haar vader. Na het overlijden van haar moeder heeft haar vader contact opgenomen met Dela en een afspraak gemaakt. Bij het bespreken van de uitvaart met de uitvaarverzorger, mevrouw [betrokkene 1] , waren haar vader, haar broer en [gedaagde] zelf aanwezig. Het was duidelijk dat haar vader de uitvaart zou betalen. [gedaagde] wilde op haar kosten een witte auto, en een dvd van de uitvaart. [betrokkene 1] gaf aan dat zij de factuur niet kon splitsen. Toen heeft [gedaagde] tegen haar vader gezegd dat zij de extra kosten (witte auto en een dvd) aan hem zou vergoeden. [betrokkene 1] heeft uiteindelijk [gedaagde] de papieren (opdracht) laten tekenen zonder daarbij te zeggen dat zij als opdrachtgever de uitvaart zou moeten betalen. [gedaagde] heeft de opdrachtbevestiging niet doorgelezen voordat zij deze ondertekende. [gedaagde] zou de opdracht niet als opdrachtgever hebben ondertekend als zij had geweten dat zij dan de factuur moest betalen. Uitdrukkelijk was afgesproken dat Dela de factuur naar haar vader zou sturen en dat hij zou betalen. Volgens Dela wilde haar vader de factuur niet betalen omdat hij niets had ondertekend. Ter onderbouwing van haar verweer heeft [gedaagde] e-mailcorrespondentie met Dela overgelegd.

4.Beoordeling

4.1
Vast staat dat [gedaagde] de opdracht aan Dela voor het verzorgen van de uitvaart heeft ondertekend als opdrachtgever, terwijl in de opdracht staat vermeld dat de opdrachtgever in eigen naam en voor eigen rekening verstrekt.
Als niet door Dela weersproken staat echter ook vast dat [gedaagde] niet heeft gewild dat alle kosten van de uitvaart voor haar rekening zouden komen. De vraag rijst dan of Dela in de zin van artikel 3: 36 van het Burgerlijk Wetboek het plaatsen van de handtekening onder de opdracht mocht opvatten als instemming van [gedaagde] met het voor haar rekening komen van alle uitvaartkosten. Daarvoor is o.a. nodig dat Dela onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs uit het zetten van die handtekening die conclusie mocht trekken. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht Dela in dit geval die conclusie niet trekken. Daarvoor is redengevend dat tijdens het bespreken van de uitvaart uitdrukkelijk is afgesproken dat Dela de rekening naar de vader van [gedaagde] zou sturen, dat vader die zou betalen en dat [gedaagde] hem een deel van de kosten zou vergoeden. Dat die afspraak is gemaakt blijkt genoegzaam uit de bij de -
4.2
Het voorgaande betekent dat de vordering zal worden afgewezen.
4.3
Dela zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.BeslissingDe kantonrechter:- wijst de vordering van Dela af;- veroordeelt Dela in de kosten van de procedure, tot hiertoe aan de zijde van[[gedaagde] vastgesteld op] €36,00aanreis-enverletkosten.Dit vonnis is gewezen door mr. E. Weiss, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.