Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Procedure
- de dagvaarding van 7 december 2018, met 13 producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de door de griffier gemaakte aantekeningen van het verhandelde tijdens de op 27
2.FeitenDekantonrechtergaatuitvandevolgendefeiten.
Vordering en verweer
4.Beoordeling
Als niet door Dela weersproken staat echter ook vast dat [gedaagde] niet heeft gewild dat alle kosten van de uitvaart voor haar rekening zouden komen. De vraag rijst dan of Dela in de zin van artikel 3: 36 van het Burgerlijk Wetboek het plaatsen van de handtekening onder de opdracht mocht opvatten als instemming van [gedaagde] met het voor haar rekening komen van alle uitvaartkosten. Daarvoor is o.a. nodig dat Dela onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs uit het zetten van die handtekening die conclusie mocht trekken. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht Dela in dit geval die conclusie niet trekken. Daarvoor is redengevend dat tijdens het bespreken van de uitvaart uitdrukkelijk is afgesproken dat Dela de rekening naar de vader van [gedaagde] zou sturen, dat vader die zou betalen en dat [gedaagde] hem een deel van de kosten zou vergoeden. Dat die afspraak is gemaakt blijkt genoegzaam uit de bij de -