ECLI:NL:RBDHA:2019:5555

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
NL18.14653 en NL18.14654
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaners met betrekking tot journalistieke activiteiten en schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in de asielaanvraag van een gezin uit Azerbeidzjan. De eisers, bestaande uit eiser 1, eiseres en hun minderjarige kind, hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen zijn afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvragen als ongegrond heeft beoordeeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld in enkelvoudige kamer en het onderzoek ter zitting vond plaats op 14 mei 2019. De eisers hebben hun asielaanvraag onderbouwd met de stelling dat eiser 1 in 2016 door de politie is opgepakt en mishandeld, en dat deze aanhouding verband houdt met de journalistieke activiteiten van zijn broer, [A].

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de problemen die eiser 1 heeft ondervonden met de politie en de schuldeisers ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eisers geloofwaardig zijn, maar dat de aanvoeringen met betrekking tot de journalistieke activiteiten van de broer en de problemen met schuldeisers niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers verworpen en geconcludeerd dat de aanvragen terecht zijn afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. R. Kroon - Overdijk. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.14653 en NL18.14654

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2019 in de zaak tussen

[eiser 1], eiser 1, V-nummer [V-nummer]

[eiseres],eiseres, V-nummer [V-nummer]
mede namens hun minderjarige kind
[eiser 2], eiser 2, V-nummer [V-nummer]
Tezamen eisers,
(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

ProcesverloopBij besluiten van 13 juli 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Eveneens is verschenen [A], broer van eiser. Als tolk is verschenen I. Celik. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser 1 is geboren op [GEBOORTEDATUM] 1986. Eiseres is geboren op [GEBOORTEDATUM] 1984. Eiser 2 is geboren op [GEBOORTEDATUM] 2016. Allen zijn Burger van Azerbeidzjan. Eisers hebben op 26 januari 2017 onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat eiser 1 op 12 mei 2016 is opgepakt door de politie. Hij is 14 of 15 dagen vastgehouden en gedurende deze periode door de politie mishandeld en bedreigd. De aanhouding hield rechtstreeks verband met de werkzaamheden van eisers broer [A], een journalist. Ook heeft eiser 1 problemen ondervonden met schuldeisers aan wie zijn broer nog geld schuldig was.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit en nationaliteit;
  • Problemen door de journalistieke activiteiten van [A];
  • Problemen met schuldeisers.
4. Verweerder heeft eisers hun identiteit en nationaliteit geloofwaardig geacht. De problemen vanwege [A] (de broer van eiser) en de problemen met schuldeisers zijn door verweerder ongeloofwaardig geacht, nu het asielrelaas van [A] (NL18.14651) door verweerder eveneens ongeloofwaardig is geacht.
5. Eisers kunnen zich met deze beslissing niet verenigen. Op hetgeen eisers hebben aangevoerd, wordt – voor zover relevant – in het navolgende ingegaan.
6. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Eisers hebben – afgezien van de problemen met schuldeisers – geen zelfstandige gronden voor asiel aan verweerder kenbaar gemaakt. Het vertrek uit het land van herkomst is direct gerelateerd aan het asielrelaas van [A]. Het relaas van [A] is door verweerder ongeloofwaardig geacht. De relazen van eisers in onderhavige zaak zijn naar het oordeel van de rechtbank onlosmakelijk verbonden met het relaas van [A], hetgeen ook door de gemachtigde van eisers ter zitting is bevestigd. De rechtbank volstaat daarom voor wat betreft de beroepsgronden die zien op de problemen vanwege de journalistieke activiteiten van [A] met een verwijzing naar de uitspraak in zaak NL18.14651.
7.2
In beroep hebben eisers enkele foto’s ter staving van het asielrelaas overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder naar aanleiding van de in beroep overgelegde foto’s terecht gesteld dat aan deze foto’s niet de waarde kan worden toegewenst die eisers hieraan wensen te geven. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat eisers niet hebben toegelicht waar en door wie de foto’s zijn genomen noch wat eisers met de overgelegde foto’s aan willen tonen. De beroepsgrond slaagt niet.
7.3
Eisers menen dat door verweerder ten onrechte is tegengeworpen dat geen concrete afspraken zijn gemaakt over betalingen aan de schuldeisers. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter terecht ongeloofwaardig geacht dat eisers problemen hebben ondervonden vanwege schuldeisers. Daartoe heeft verweerder, in weerwil van hetgeen eisers stellen, wel degelijk kunnen tegenwerpen dat geen enkele concrete afspraak is gemaakt over de betaling aan de schuldeisers. Eiser 1 heeft immers verklaard dat er door de schuldeisers niet is gesproken over het bedrag wat terugbetaald zou moeten worden, noch hoe, waar en wanneer dit zou moeten gebeuren. Het feit dat de schuldeisers zonder het maken van concrete afspraken te werk gegaan zijn en eiser weer hebben laten gaan, heeft verweerder terecht ongeloofwaardig kunnen achten. De enkele stelling dat eiser 15 dagen de tijd heeft gekregen om het bedrag bij elkaar te krijgen is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. Volgens zijn eigen verklaring wist eiser immers niet om welk bedrag het ging. Bovendien heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser nooit navraag heeft gedaan bij zijn broer welk bedrag nog verschuldigd was, terwijl dit wel van hem verlangd kan worden. Ook heeft eiser – nadat hij in eerste instantie nagelaten had over zijn werkzaamheden als taxichauffeur te verklaren – tijdens het nader gehoor verklaard dat hij na zijn gestelde vrijlating niet meer als taxichauffeur zou hebben gewerkt. Verweerder heeft terecht gesteld dat deze verklaringen niet te rijmen vallen met de verklaring van eiser 1 dat hij werkzaam was als taxichauffeur toen hij werd bedreigd door drie schuldeisers. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Gelet op het voorgaande zijn de aanvragen terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon - Overdijk, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekend gemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.