ECLI:NL:RBDHA:2019:5551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
NL18.13121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vrouw die zich heeft bekeerd tot het Zoroastrianisme

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vrouw die zich heeft bekeerd tot het Zoroastrianisme. De vrouw, eiseres, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw problemen heeft ondervonden met haar broer in Irak, die haar en haar echtgenoot heeft aangevallen vanwege hun geloofsovertuiging. Eiseres heeft verklaard dat zij zich zes jaar geleden heeft bekeerd tot het Zoroastrianisme, maar verweerder heeft haar bekering ongeloofwaardig geacht. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich daadwerkelijk heeft bekeerd tot het Zoroastrianisme, omdat zij niet in staat was om de kern van het geloof te benoemen en haar verklaringen summier waren. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de problemen met haar broer niet aannemelijk zijn gemaakt, omdat er geen noemenswaardige incidenten zijn geweest die de situatie onhoudbaar maakten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.13121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2019 in de zaak tussen

[EISERES] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

ProcesverloopBij besluit van 12 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [GEBOORTEDATUM] 1983 en heeft de Iraakse nationaliteit. Op 22 augustus 2017 heeft eiseres onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij problemen met haar broer in Irak heeft ondervonden vanwege het feit dat haar echtgenoot niet het islamitisch geloof aanhangt. In mei 2017 is de echtgenoot van eiseres door haar broer en vier andere mannen aangevallen en werd eiseres door haar broer meegenomen en bij hem thuis vast gehouden. Zij heeft met behulp van haar schoonzus uit het huis van haar broer verlaten, kwam erachter dat haar echtgenoot met de kinderen naar Nederland was afgereisd en is vervolgens zelf naar Nederland gereisd. Eiseres heeft voorts verklaard dat zij zich ongeveer zes jaar geleden heeft bekeerd tot hetzelfde geloof als haar echtgenoot, te weten het Zardashti (ook wel Zoroastrianisme).
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de gestelde bekering tot het Zoroastrianisme;
- problemen met haar broer: ontvoering en vasthouding in zijn woning en andere problematiek.
4. Verweerder heeft eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig bevonden, maar de rest van de elementen ongeloofwaardig geacht. Eiseres heeft naar de mening van verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij zich heeft bekeerd tot het Zoroastrianisme en een actief praktiserend aanhanger is, nu zij niet in staat is de kern van het geloof te benoemen en slechts zeer summier kan verklaren over haar nieuwe religie. Hier uit volgt – in samenhang met andere factoren – dat ook de problemen met de broer van eiseres niet geloofwaardig te achten zijn, aldus verweerder.
5. In beroep heeft eiseres – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Ten onrechte is gesteld dat geen kennisoverdracht inzake het geloof tussen eiseres en haar echtgenoot zou hebben plaatsgevonden, nu eiseres hierover heeft verklaard op pagina 17 van het aanvullend gehoor. Eiseres heeft wel degelijk juiste informatie heeft verstrekt over het Zoroastrianisme en bovendien miskent verweerder dat dit geloof in Koerdistan in opkomst is. Verweerder heeft miskend dat eiseres ten tijde van haar huwelijk moslim was, haar familie niet bekend was met het feit dat haar echtgenoot de islam niet aanhing en eiseres en haar echtgenoot de broer van eiseres niet heeft geïnformeerd over de geloofsovertuiging van de echtgenoot. De broer van eiseres woonde tot 2011 in een andere stad en had geen zicht op het doen en laten van eiseres. De problemen zijn pas verergerd vanaf het moment dat de broer van eiseres naar Suleimania verhuisde en meer fanatiek werd in zijn geloof en als lid van de [X] (een Koerdische politieke partij die deel uitmaakt van het regime in Koerdistan). Verweerder kan de situatie in 2011 daarom niet zonder meer vergelijken met de situatie in 2001. Eiseres wordt ongemotiveerd tegengeworpen dat zij geen objectief en verifieerbaar bewijs heeft overgelegd, maar verweerder heeft niet gemotiveerd welke bewijzen eiseres had moeten overleggen. Uit het bestreden besluit blijkt tot slot niet dat verweerder enig onderzoek heeft gedaan naar het gezinsleven of dat de belangen van de minderjarige kinderen voorop zijn gesteld.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres de gestelde bekering naar het Zoroastrianisme niet aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres niet in staat is de kern van het geloof te benoemen en haar verdere verklaringen over het geloof (zeer) summier zijn en uit vage algemeenheden bestaan. Zo heeft eiseres verklaard dat het Zoroastrianisme een anti-islam geloof is, wat respect heeft voor vrouwen en waarbij niet hoeft te worden gevast, er sprake is van een vuurgod en het bijeenkomen bij een grot. Voorts heeft verweerder terecht overwogen dat van eiseres verwacht mag worden dat zij meer kennis van het geloof heeft, nu zij op het moment van haar gestelde bekering al tien jaar was gehuwd met een (gestelde) geboren aanhanger van het Zoroastrianisme en zij voorts heeft gesteld inmiddels al ruim zes jaar zelf het geloof aan te hangen. De stelling van eiseres dat wel degelijk kennisoverdracht inzake het geloof tussen haar en haar echtgenoot heeft plaatsgevonden, volgt de rechtbank niet, nu uit de verklaringen op pagina 17 van het aanvullend gehoor waar eiseres naar verwijst geenszins blijkt dat er kennisoverdracht over het Zoroastrianisme heeft plaatsgevonden, maar enkel over de islam. Met verweerder is de rechtbank voorts van oordeel dat de stelling van eiseres dat zij wel degelijk juiste informatie over het geloof heeft verstrekt, niets afdoet aan het feit dat haar verklaringen zeer summier en algemeen zijn en eiseres hier geen verklaring voor heeft kunnen bieden. De stelling dat het Zoroastrianisme in Koerdistan in opkomst is en de verwijzing naar een artikel over de bouw van ‘Fire Temples’ in Koerdistan, rechtvaardigt het ontbreken van gedegen kennis van haar geloofsovertuiging niet.
6.2
Voorts heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiseres de problemen met haar broer niet aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat er blijkens de verklaringen van eiseres gedurende de periode dat zij in Irak verbleef, alsmede de periode vanaf 2011, geen noemenswaardige incidenten hebben plaatsgevonden waardoor de situatie door toedoen van haar broer onhoudbaar werd. Bovendien heeft verweerder bevreemdingwekkend kunnen achten dat eiseres via haar moeder en broer tijdens het verblijf in Turkije haar echtgenoot heeft leren kennen, en de broer op dat moment (in 2001) geen bezwaren heeft geuit tegen het huwelijk met een persoon die een ander geloof heeft dan de islam, terwijl uit de verklaringen van eiseres valt op te maken dat haar broer veel belang hecht aan religie in het algemeen en de islam in het bijzonder. In datzelfde kader heeft verweerder voorts kunnen meewegen dat de gestelde problemen met de broer niet aannemelijk zijn omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij en haar echtgenoot aanhangers zijn van het Zoroastrianisme en daarmee een andere religie dan de islam aanhangen. Voorts heeft verweerder terecht meegewogen dat de stelling van eiseres dat de problemen zouden zijn verergerd toen haar echtgenoot zich op sociale media ging verzetten tegen IS niet aannemelijk is gemaakt, noch onderbouwd. Bovendien heeft verweerder kunnen meewegen dat de echtgenoot van eiseres ongemoeid is gelaten bij de ontvoering terwijl hij door de broer van eiseres als oorzaak voor haar verslechterde gedrag wordt beschouwd en de ontvoering bovendien pas in 2017 zou hebben plaatsgevonden en eiseres en haar echtgenoot op dat moment al 16 jaar met elkaar waren gehuwd. Hetgeen door eiseres in dit kader is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder de aanvraag van eiseres terecht als ongegrond afgewezen. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon-Overdijk, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekend gemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.