Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2019 in de zaak tussen
[EISER], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 9 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Overwegingen
- Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Eisers homoseksuele geaardheid, de relatie met [A] en de daaruit voortvloeiende problemen;
- Problemen met de Taliban vanwege het geven van Engelse taallessen aan Afghaanse kinderen;
- Problemen op het werk in de koekjesfabriek vanwege de vroegere werkzaamheden van eisers vader.
“deze jongen niet alles lijkt te begrijpen en er op dat vlak misschien problematiek is.”Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de mailwisseling onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat bij eiser sprake is van een licht verstandelijke beperking, daarbij ook in aanmerking genomen dat het iMMO eiser niet persoonlijk heeft onderzocht. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat noch uit het medisch advies van het FMMU, noch uit eisers patiëntendossier bij het GCA of de mailwisseling met het iMMO blijkt dat bij eiser sprake is van een licht verstandelijke beperking en hij om die reden niet in staat moet worden geacht consistent te verklaren. Het resultaat van de intelligentietest van 19 december 2018 leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie van de intelligentietest betekent dat eiser niet in staat is consistent te verklaren. Met verweerder is de rechtbank daarom van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser het gevolg zijn van een licht verstandelijke beperking en eiser daarom niet in staat moet worden geacht consistent te verklaren. De beroepsgrond slaagt niet.