Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij A] ,
1.RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 december 2017 met producties 1 tot en met 6;
- het verstekvonnis van 7 februari 2018;
- de verzetdagvaarding van 13 maart 2018 met producties 1 tot en met 7;
- de akte van de zijde van [C] met producties 8 en 9 van 28 maart 2018;
- de akte inzake oproepen hypotheekhouder (art. 5:81 lid 2 BW) van de zijde van [A c.s.] van 28 maart 2018;
- akte tot referte van de zijde van Rabobank cs;
- het tussenvonnis van 27 juni 2018, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van de descente en de comparitie van partijen van 29 november 2018 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- van dreef door de poort (het recht om met een dier door de poort te gaan),
“va”(de rechtbank leest: van) de beerput en de Nortonwel die ten tijde van de vestiging waren gelegen op het perceel van [nummer 2] . Vervolgens is blijkens de akte een drietal erfdienstbaarheden gevestigd ten behoeve van [sectie X numero ..1] en ten laste van kadaster [sectie X numero ..2]
“voor zoveel betreft de daartoe behorende poort”(derhalve: met betrekking tot de poort die behoort tot laatstgenoemd perceel), namelijk de erfdienstbaarheden van dreef door de poort en het recht om met kruiwagen door die poort te rijden en van uitlozing van hemel en menagewater, door het in de poort liggende riool. De tekst vervolgt (na een ;) met de bepaling dat de eigenaren ieder voor de helft bijdragen in de kosten van ontruiming en het onderhoud van de beerput en de Nortonwel en in een verhouding van 2/5 en 3/5 in de kosten van (kort samengevat) de riolering. Daarna volgt een alinea over een vergroting aan
“de achterzijde”met een halve meter ten behoeve van een goede uitoefening van de erfdienstbaarheden van dreef en het recht om met een kruiwagen door de poort te rijden, waarop ook de drie genoemde erfdienstbaarheden worden gevestigd. De daardoor aan te brengen verandering of verbouwing moet naar genoegen van de eigenaren van beide percelen plaatsvinden, waarna besloten wordt met een regeling over wie de kosten van die verandering draagt (na [datum 1] 1900 door beide eigenaren, voordien door de eigenaar van het heersend erf, derhalve [sectie X numero ..1] ). Niet is gespecificeerd aan de achterzijde van wat sprake is van een vergroting van anderhalve meter.