In deze zaak heeft Blokker B.V. een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 10.710,00, na een ontslag op staande voet. Het verzoek is ingediend op 5 februari 2019 en betreft een kasverschil van € 1.705,30 dat op 25 oktober 2018 werd geconstateerd. [verweerder] was als bedrijfsleider verantwoordelijk voor de financiële procedures binnen het filiaal en heeft naar aanleiding van het kasverschil een officiële waarschuwing ontvangen. Op 19 november 2018 heeft hij een bankafdracht gemaakt van € 10.710,00, maar dit bedrag is nooit bij de bank aangekomen. Blokker stelt dat [verweerder] opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld door de procedures niet te volgen, wat heeft geleid tot het verlies van het geld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat [verweerder] zich het geld heeft toegeëigend, en dat er mogelijk een derde betrokken kan zijn geweest bij het verdwijnen van het geld. De kantonrechter heeft Blokker toegelaten tot bewijsvoering over de stelling dat [verweerder] zich het geld heeft toegeëigend, en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling.