ECLI:NL:RBDHA:2019:5424
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking exploitatievergunning seksinrichting op basis van Wet Bibob wegens strafbare feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, exploitant van een seksinrichting, en de burgemeester van Gouda, die de exploitatievergunning van de eiser heeft ingetrokken. De intrekking vond plaats op basis van de Wet Bibob, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat de eiser betrokken was bij strafbare feiten, waaronder hennepteelt en diefstal van stroom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de vergunning op juiste gronden heeft ingetrokken, waarbij de feiten en omstandigheden die aan de intrekking ten grondslag lagen zorgvuldig zijn gewogen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester niet alleen op het advies van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) mocht afgaan, maar ook zelf een vergewisplicht had om de feiten te onderzoeken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat er geen ernstig gevaar bestond dat de vergunning zou worden misbruikt voor strafbare feiten, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de vergunning niet onevenredig was en dat het algemeen belang zwaarder woog dan de gevolgen voor de eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond.