ECLI:NL:RBDHA:2019:5419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en verlenging van een voorrangsverklaring voor huisvesting op medische en sociale gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer over de toekenning en verlenging van een voorrangsverklaring voor huisvesting. Eiseres, die te maken heeft met huiselijk geweld en psychische problemen van haar ex-partner, heeft een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring op basis van medische en sociale omstandigheden. De rechtbank heeft de besluiten van de gemeente, die de voorrangsverklaring heeft verleend en later heeft gewijzigd, getoetst aan de relevante wetgeving en de omstandigheden van eiseres. De rechtbank concludeert dat de gemeente voldoende rekening heeft gehouden met de medische en sociale situatie van eiseres en dat er geen noodzaak is om het zoekprofiel uit te breiden naar een eengezinswoning met tuin. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar situatie zodanig is dat de besluiten van de gemeente onbillijk zijn. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de besluiten van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 18/2349 en SGR 19/2578

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2019 in de zaken tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K.W. Hau),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Voogelaar).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2017 (het primaire besluit I) heeft verweerder naar aanleiding van de aanvraag van eiseres (de aanvraag I) met toepassing van artikel 32, tweede lid, aanhef en onder a, van de Nieuwe Huisvestingsverordening Zoetermeer 2015 (de Huisvestingsverordening) een voorrangsverklaring voor huisvesting verleend. Deze voorrangsverklaring geldt met ingang van 2 november 2017 voor de duur van drie maanden in de regio en uitsluitend voor een portiekwoning en een flatwoning met of zonder lift (het zoekprofiel).
Bij besluit van 22 februari 2018 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld (SGR 18/2349 HUISV).
Bij besluit van 26 juni 2018 (het bestreden besluit II) heeft verweerder, onder intrekking van het bestreden besluit I, het bezwaar, met vergoeding van proceskosten, gegrond verklaard. De voorrangsverklaring wordt gewijzigd in die zin dat deze met ingang van 26 juni 2018 wordt verleend voor de duur van drie maanden in de regio en uitsluitend geldt voor een portiekwoning, een flatwoning met of zonder lift, een maisonnette en een benedenwoning (het zoekprofiel).
Eiseres kan zich niet vinden in het bestreden besluit II.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 1 maart 2018 (het primaire besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlenging van de voorrangsverklaring (de aanvraag II) toegewezen met ingang van 27 februari 2018 voor de duur van drie maanden in de regio en uitsluitend geldend voor een portiekwoning, een flatwoning met of zonder lift (het zoekprofiel). De verlengde voorrangspositie komt te vervallen op 27 mei 2018.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 26 juni 2018 (het primaire besluit III) heeft verweerder, naar aanleiding van het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar, het primaire besluit II ingetrokken en vervangen met dit nieuwe primaire besluit. De voorrangsverklaring wordt verlengd met ingang van 26 juni 2018 voor de duur van drie maanden in de regio en geldt uitsluitend voor een portiekwoning, een flatwoning met of zonder lift, een maisonnette en een benedenwoning (het zoekprofiel). De verlengde voorrangspositie komt te vervallen op
26 september 2018.
Bij besluit van 11 maart 2019 (het bestreden besluit III) heeft verweerder het bezwaar van eiseres voor zover dit is gericht tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar voor zover dit is gericht tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit III beroep ingesteld (SGR 19/2578 HUISV).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2019.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres heeft op 12 september 2017 de aanvraag I ingediend. Eiseres en haar ex-partner
zijn uit elkaar gegaan na een periode waarin sprake was van huiselijk geweld en psychische problemen van de ex-partner. Politie en hulpverleningsinstanties zijn betrokken (geweest).
De drie kinderen, in meerdere mate het middelste kind, van eiseres hebben problemen. De ex-partner blijft voor problemen zorgen. Eiseres wenst een andere woning om een nieuwe start te maken en wil dat dit een geheim adres wordt.
1.2.
Op 6 oktober 2017 is in een sociale rapportage ten behoeve van de aanvraag voorrang
woonruimte geconcludeerd dat er sprake is van een levensbedreigende of levens-ontwrichtende woonsituatie.
1.3.
Bij het primaire besluit I heeft verweerder eiseres een voorrangsverklaring verleend met
ingang van 2 november 2017 voor de duur van drie maanden in de regio en uitsluitend geldend voor een portiekwoning en een flatwoning met of zonder lift (het zoekprofiel).
1.4.
Bij het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond
verklaard. Verweerder ziet geen redenen om toepassing te geven aan de hardheidsclausule, neergelegd in artikel 57 van de Huisvestingsverordening.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld (SGR 18/2349 HUISV).
1.5.
Op 7 juni 2018 heeft de GGD Haaglanden een Sociaal Medisch Advies uitgebracht.
Geconcludeerd is dat de middelste zoon, gelet op zijn psychische en gedragsproblematiek, is aangewezen op een eigen slaapkamer in een rustige woning/woonomgeving, geen gehorige woning. Er zijn medische bezwaren tegen het verblijf op hoogte en liftgebruik. De arts vermeldt dat gevraagd is of de medische situatie van het middelste kind het noodzakelijk maakt het zoekprofiel uit te breiden met een eengezinswoning en maisonnette en bij uitbreiding van het zoekprofiel van de voorrangsverklaring, voor welk profiel. Het is de arts echter niet bekend welke criteria daarvoor gelden. Een medische noodzaak voor een tuin kan niet worden vastgesteld.
1.6.
Bij het bestreden besluit II heeft verweerder, onder intrekking van het bestreden besluit
I, het bezwaar, met vergoeding van proceskosten, gegrond verklaard. De voorrangs-verklaring wordt gewijzigd in die zin dat deze met ingang van 26 juni 2018 voor de duur van drie maanden in de regio geldt en uitsluitend voor een portiekwoning, een flatwoning met of zonder lift, een maisonnette en een benedenwoning (het zoekprofiel).
Eiseres kan zich niet vinden in het bestreden besluit II.
2.1.
Eiseres heeft op 15 februari 2018 de aanvraag II ingediend.
Bij het primaire besluit II heeft verweerder de aanvraag II toegewezen met ingang van
27 februari 2018 voor de duur van drie maanden in de regio en uitsluitend geldend voor een portiekwoning, een flatwoning met of zonder lift (het zoekprofiel). De verlengde voorrangspositie komt te vervallen op 27 mei 2018.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.2.
Bij het primaire besluit III heeft verweerder, naar aanleiding van het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar, het primaire besluit II ingetrokken en vervangen met dit nieuwe primaire besluit. De voorrangsverklaring wordt verlengd met ingang van 26 juni 2018 voor de duur van drie maanden in de regio en geldt uitsluitend voor een portiekwoning, een flatwoning met of zonder lift, een maisonnette en een benedenwoning (het zoekprofiel). De verlengde voorrangspositie komt te vervallen op 26 september 2018.
2.3.
Bij besluit van 11 maart 2019 (het bestreden besluit III) heeft verweerder het bezwaar van eiseres voor zover dit is gericht tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar voor zover dit is gericht tegen het primaire besluit III ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit III beroep ingesteld (SGR 19/2578 HUISV).
3. In beroep heeft eiseres zich op hierna te bespreken gronden tegen de bestreden besluiten gericht.
4.1.
Artikel 32 van de Huisvestingsverordening luidt – voor zover hier van belang - als volgt.
1. Voor het verkrijgen van een voorrangsverklaring dient een verzoek overeenkomstig artikel 32 te worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Een voorrangsverklaring wordt verleend indien de indieners:
a. 18 jaar of ouder zijn;
b. gedurende de termijn van minimaal één jaar ingezetene zijn, ofwel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 12 lid 3, van de Huisvestingswet 2014 en
c. de Nederlandse nationaliteit bezitten dan wel beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland en
d. buiten eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie verkeren dat zij binnen 3 maanden andere woonruimte behoeven en
e. naar verwachting bij toepassing van de in artikel 21, eerste lid, bedoelde volgordecriteria niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen en
f. hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 12, lid 3 van de Huisvestingswet 2014 wordt een voorrangsverklaring volgens lid 1 verleend:
a. indien een woonsituatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale en/of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt dan wel dat één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel en/of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting uit het geheel waar betrokkene deel van uitmaakt, optreedt en zelf niet in staat is dit op te lossen.
(…).
6. Burgemeester en wethouders kunnen nadere uitvoeringsregels vaststellen voor het verlenen van een urgentieverklaring aan woningzoekenden en stemmen deze af in de regio.
4.2.
Ingevolge artikel 57 van de Huisvestingsverordening zijn burgemeester en wethouders bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
4.3.
In de Uitvoeringsregels voor het verlenen van een voorrangsverklaring aan woningzoekenden gemeente Zoetermeer 2015 zijn bepalingen neergelegd ter uitvoering van artikel 32, zesde lid, van de Huisvestingsverordening .
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem in de Huisvestingverordening verleende bevoegdheid tot het toekennen van een voorrangsverklaring, gelet op de tekst ervan, beoordelings- en beleidsruimte toekomt. Dit leidt er toe dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend dient te toetsen.
6.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij zich niet kan vinden in het zoekprofiel. Er is geen rekening gehouden met de gezinssamenstelling en omvang, en met haar bijzondere persoonlijke en medische omstandigheden. Zij stelt dat het zoekprofiel, om in haar behoeften te voorzien, dient te worden aangepast, zodat dit geldt voor een eengezinswoning ofwel een maisonnette met minimaal 4 (slaap)kamers. Zij stelt dat de voorrangsverklaring mogelijk enkel is gebaseerd op de problematiek met de ex-partner. Zij wijst echter op
de brieven van de kinderarts over het middelste kind [A], het Leger des Heils, de medewerker Jeugd en Gezin en [plaats].
Eiseres stelt dat ten onrechte de soort urgentie is aangegeven als medisch/sociaal, in plaats van medisch én sociaal.
7. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat bij de uitbreiding van het zoekprofiel de medische situatie van het middelste kind en ook de sociale omstandigheden van eiseres voldoende zijn betrokken. Er bestaat geen reden op het zoekprofiel uit te breiden met het woningtype eengezinswoning, omdat er ook vier- en zelfs vijfkamer woningen beschikbaar zijn in de woningtypen benedenwoning en maisonnettewoning. De wens van eiseres om een vijfkamerwoning (vier slaapkamers) te krijgen is een woonwens en woonwensen zijn geen reden voor het afgeven van een voorrangsverklaring. Er is sprake van een passend woningaanbod. Eiseres had op twee passende woningen kunnen reageren, een vier- en een vijfkamer maisonnettewoning. Dat eiseres niet op dit aanbod heeft gereageerd behoort tot haar eigen verantwoordelijkheid.
De omstandigheden van eiseres zijn voorts niet zodanig dat toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheid van overwegende aard, zodat toepassing van de hardheidsclausule niet aan de orde is.
In het aanvullend verweerschrift heeft verweerder te kennen gegeven dat, naar aanleiding van de stelling van eiseres dat in het eerste medisch advies van de GGD Haaglanden niet de medische situatie van het gehele gezin was meegenomen, een aanvullend medisch advies van de GGD is aangevraagd. Uit het aanvullend advies van 7 januari 2019 blijkt dat er een medische noodzaak is voor verhuizing naar een grotere woning. Er is geen medische noodzaak voor een eengezinswoning, omdat het zoekprofiel met de uitbreiding benedenwoning en maisonnette volstaat. De nieuwe woning dient over een eigen ruimte voor het middelste kind te beschikken. Er zijn geen medische redenen bekend waarom de andere twee kinderen ook over een eigen ruimte zouden moeten beschikken. Een tuin is wenselijk, maar niet noodzakelijk te achten.
8.1.
Niet in geschil is dat bij eiseres en haar kinderen sociale en medische problematiek aan de orde is. Tot de kern samengevat blijkt uit het verhandelde ter zitting dat eiseres het standpunt inneemt dat voor haar en haar kinderen de voorrangsverklaring als zoekprofiel moet hebben “eengezinswoning met tuin” en voorts dat het van belang is dat deze woning in Zoetermeer is gelegen in verband met de medisch/sociale zorg waarvan zij voor haar kinderen thans gebruik maakt.
8.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres voor het eerst ter zitting heeft kenbaar gemaakt dat de woning in Zoetermeer gelegen moet zijn. Nu verweerder daar naar bij de bestreden besluiten geen onderzoek heeft kunnen doen, laat de rechtbank dit argument onbesproken.
8.3.
Eiseres heeft met de door haar ingebrachte informatie niet aangetoond dat zij op sociale en/of medische gronden in aanmerking dient te worden gebracht voor een eengezinswoning met tuin. Het gevaar dat haar zoon [A] over een balkonhekwerk van een flat- of maisonnette woning zou kunnen klimmen kan zij ondervangen door de opening boven dit hekwerk met een netwerk of metalen constructie af te laten sluiten.
8.4.
Ter zitting is verder gebleken dat niet in geschil is dat eiseres sinds september 2018 niet meer heeft gereageerd op het woonruimteaanbod. Eiseres heeft verklaard dat zij geen andere woning dan een eengezinswoning met tuin accepteert omdat anders de na inschrijving voor een dergelijke huurwoning opgebouwde woonpunten vervallen.
Verweerder heeft de geldigheid van de voorrangsverklaring hangende de bezwaar- en beroepsprocedure uit coulance verlengd en verklaarde na de uitspraak op dit beroep de verklaring nog een keer met drie maanden te willen verlengen.
8.5.
In het licht van het bovenstaande is de rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de besluiten die verweerder op haar aanvraag om een (verlenging van de) voorrangsverklaring de terughoudende rechterlijke toetsing niet kunnen doorstaan. Er is voor de rechtbank daarom geen aanleiding een deskundige te benoemen.
9. Het beroep tegen alle bestreden besluiten wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.