1.6Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld.
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder handelt in strijd met het verbod op willekeur. Eiser heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat verweerder andere zaken, met een soortgelijke toelichting op de herhaalde aanvraag, wel inhoudelijk heeft behandeld. Uit de overgelegde stukken - zaken van een collega van eisers gemachtigde, mr. Van den Berg - blijkt dat verweerder dit ook recent nog heeft gedaan. Verweerder geeft daar verschillende verklaringen voor. De gemachtigde van eiser heeft deze beroepsgrond naar voren gebracht op meerdere zittingen in dezelfde week als de zitting in eisers zaak. De ene gemachtigde van verweerder stelde dat de zaken van mr. Van den Berg wel degelijk verschilden van de zaken van eisers gemachtigde. Een dag later stelde een andere gemachtigde van verweerder dat de zaken van mr. Van den Berg volgens de huidige werkwijze van verweerder ook buiten behandeling gesteld hadden moeten worden, maar er doorheen zijn geglipt. Dit ondersteunt eisers standpunt dat sprake is van willekeur.
Beoordeling van het geschil
3. Zoals de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 6 maart 2019, zaaknummers NL19.2840 en NL19.2841) mag verweerder in gevallen zoals die van eiser de opvolgende asielaanvraag buiten behandeling stellen. In de M35-O en het voornemen heeft verweerder voldoende kenbaar gemaakt welke informatie van eiser wordt verwacht. Eiser heeft bij zijn eerste asielaanvraag een uitgebreide en zorgvuldige procedure gehad. Verweerder heeft het beleid sindsdien niet gewijzigd maar aangepast en dit leidt niet per definitie tot een herbeoordeling. Dat is alleen het geval als de seksuele geaardheid in de eerdere procedure slechts ongeloofwaardig is geacht vanwege overwegingen over de zelfacceptatie en het bewustwordingsproces. De rechtbank volgt verweerder daarom in het standpunt dat alleen sprake is van een complete aanvraag als is toegelicht hoe de aanpassing van het beleid in het concrete geval tot een herbeoordeling zou moeten leiden. Dat is ook in lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 21 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:574). Daarin heeft de Afdeling overwogen dat sprake is van een incomplete aanvraag als de herhaalde aanvraag van een gestelde bekeerling is onderbouwd met de enkele term ‘geloofsgroei’ zonder nadere toelichting. De wet biedt verweerder de mogelijkheid om incomplete aanvragen buiten behandeling te stellen. Dat verweerder er eerder voor heeft gekozen om zulke aanvragen wel inhoudelijk te behandelen betekent niet dat verweerder nu niet meer van deze mogelijkheid gebruik zou mogen maken. Eiser heeft ook niet onderbouwd waarom de aanpassing van het beleid in zijn specifieke geval zouden moeten leiden tot een andere beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid. Zijn herhaalde aanvraag is daarom incompleet.
4. Dat het verbod op willekeur ertoe moet leiden dat verweerder een incomplete aanvraag toch in behandeling neemt, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft verklaard dat hij sinds vorig jaar een zeer groot aantal onvolledige herhaalde aanvragen heeft ontvangen waarbij een beroep is gedaan op de aanpassing van het beleid voor aanvragen met seksuele geaardheid als asielmotief. Verweerder heeft die aanvragen niet van meet af aan allemaal buiten behandeling gesteld. Inmiddels is de werkwijze dat dit wel gebeurt. Volgens verweerder is hierbij sprake van voortschrijdend inzicht. Niettemin komt het nog steeds voor dat er zaken tussendoor glippen die op een andere grond worden afgewezen.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat het resultaat in alle gevallen voor de vreemdeling negatief is. In dat opzicht is van willekeur dus geen sprake.
Niet alleen eiser, maar ook verweerder is verder van mening dat het wenselijk is dat verweerder meer uniform op dit soort aanvragen beslist. Het valt ook te verwachten dat dit in de toekomst zal gebeuren, omdat er onder de medewerkers van verweerder meer bekendheid bestaat over het voortschrijdend inzicht en de verandering van werkwijze. Zo heeft verweerder ter zitting verklaard dat op 6 maart 2019 een bijeenkomst heeft plaatsgevonden met beslissers, beleidsmedewerkers en een juridisch adviseur van verweerder waarbij hiervoor aandacht is geweest. In het verleden gemaakte fouten vormen dan geen aanleiding voor een vernietiging van het hier in geding zijnde bestreden besluit wegens strijd met het verbod van willekeur, maar veeleer om aan te sluiten bij het door verweerder gekozen beoordelingskader (dat is toegepast in het bestreden besluit).
6. Het beroep is ongegrond. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is er geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank wijst dat verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.