ECLI:NL:RBDHA:2019:5347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
09-857251-18 en 09-852056-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf en TBS met voorwaarden voor verkrachting en aanranding van vier vrouwen

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een 34-jarige man uit Delft veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden voor verkrachting, twee pogingen daartoe en feitelijke aanranding van de eerbaarheid van vier vrouwen. De man heeft op verschillende data willekeurige vrouwelijke slachtoffers op straat en in hun vertrouwde omgeving benaderd en hen seksueel belaagd. Dit heeft geleid tot ernstige schending van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, die hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid hebben ervaren. De rechtbank oordeelde dat behandeling noodzakelijk is, omdat de man verminderd toerekeningsvatbaar is en er een groot risico op herhaling bestaat. De rechtbank legde niet alleen een gevangenisstraf op, maar ook TBS met voorwaarden, om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van deze schadevergoedingen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/857251-18 en 09/852056-19
Datum uitspraak: 28 mei 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres 1]
thans gedetineerd in PI Alphen aan den Rijn .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 februari 2019 (pro forma) en 14 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Ceuninck van Capelle-Willems en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. de Bruin naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/857251-18
Feit 1
hij op of omstreeks 11 november 2018 te Delft door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het (meermalen)
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of in de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- het (onder haar rokje) vastpakken en/of strelen en/of betasten van de
bil(len) en/of dij(en) en/of vagina van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen (in een afgesloten portiek)
- heel dicht bij die [slachtoffer 1] is gaan staan, althans met zijn borst tegen de borst(en) van die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of
- de schouder van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken en/of
- de rok van die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken/geduwd/gedaan en/of
- die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven (als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of
- die [slachtoffer 1] een klap/stomp op haar wang, althans in haar gezicht, heeft gegeven en/of
- aan de sjaal en/of tas van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en (aldus) voor die
[slachtoffer 1]een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2018 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten (het meermalen)
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in/tegen de vagina en/of schaamlippen en/of schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- het (onder haar rokje) vastpakken en/of strelen en/of betasten van de bil(len) en/of dij(en) en/of vagina van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen (in een afgesloten portiek)
- heel dicht bij die [slachtoffer 1] is gaan staan, althans met zijn borst tegen de borst(en) van die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of
- de schouder(s) van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken en/of
- de rok van die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken/geduwd/gedaan en/of
- die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven (als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of
- die [slachtoffer 1] een klap/stomp op haar wang, althans in haar gezicht, heeft gegeven en/of
- aan de sjaal en/of tas van die [slachtoffer 1] heeft getrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 11 november 2018 te Delft, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in/tegen de vagina en/of schaamlippen en/of schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of
- het (onder haar rokje) vastpakken en/of strelen en/of betasten van de bil(len) en/of dijen en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte (in een afgesloten portiek)
- heel dicht bij die [slachtoffer 1] is gaan staan, althans met zijn borst tegen de borst(en) van die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of
- de schouder(s) van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken en/of
- de rok van die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken/geduwd/gedaan en/of
- die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven (als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of
- die [slachtoffer 1] een klap/stomp op haar wang, althans in haar gezicht, heeft gegeven en/of
- aan de sjaal en/of tas van die [slachtoffer 1] heeft getrokken;
Feit 2:
hij op of omstreeks 22 oktober 2018 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het
- brengen van zijn, verdachtes, hand in de (achterzijde van de) broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens)
- wrijven op en/of betasten van de (blote) bil(len) van die [slachtoffer 2] en/of
- vastpakken en/of strelen en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen (in een afgesloten trappenhuis)
- achter die [slachtoffer 2] is aangerend (terwijl beide zich op een trap bevonden) en/of
- met die [slachtoffer 2] is gaan vechten en/of
- de hand van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 2] aan haar haren heeft getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] op de grond heeft geduwd en/of
- de jas van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 2] een vuistslag in haar gezicht heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer 2] in het Engels de woorden heeft toegevoegd: "Ga weg of ik maak jullie allebei dood"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 oktober 2018 te Delft, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- brengen van zijn, verdachtes, hand in de (achterzijde van de) broek en/of
onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens)
- wrijven op en/of betasten van de (blote) bil(len) van die [slachtoffer 2] en/of
- vastpakken en/of strelen en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen (in een afgesloten trappenhuis)
- achter die [slachtoffer 2] is aangerend (terwijl beide zich op een trap bevonden) en/of
- met die [slachtoffer 2] is gaan vechten en/of
- de hand van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 2] aan haar haren heeft getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] op de grond heeft geduwd en/of
- de jas van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 2] een vuistslag in haar gezicht heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer 2] in het Engels de woorden heeft toegevoegd: "Ga weg of ik maak jullie allebei dood”
Feit 3:
hij op of omstreeks 16 oktober 2018 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aaien/wrijven met zijn, verdachtes, hand over de rug en/of billen en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer 3] , en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat verdachte (meermalen) en/of onverhoeds
- die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: "Jij hebt heerlijke dikke billen" en/of
- die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: "Houd je van anaal?" en/of
- heel dicht bij die [slachtoffer 3] is gaan staan;
Ten aanzien van parketnummer 09852056-19
hij op of omstreeks 16 oktober 2018 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] , te weten door
- op zijn, verdachtes, computer/laptop aan die [slachtoffer 4] een pornofilm, althans een film waar twee mensen seks met elkaar hebben, te laten zien en/of
- ( vervolgens en/of daarbij) die [slachtoffer 4] de woorden toe te voegen: "Wil jij dit nu doen?" en/of "Je zegt dat je dit wil doen." en/of
- de keel van die [slachtoffer 4] vast te pakken en/of in de keel van die [slachtoffer 4] te knijpen en/of (tegelijkertijd) die [slachtoffer 4] (in) haar (boven)arm te knijpen/vast te pakken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 16 oktober 2018 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door de keel van die [slachtoffer 4] vast te pakken en/of in de keel van die [slachtoffer 4] te knijpen en/of (tegelijkertijd) die [slachtoffer 4] (in) haar (boven)arm te knijpen/vast te pakken.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 09/857251-18 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat zij voor wat betreft feit 1 zowel de verkrachting als de aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1] bewezen acht.
Met betrekking tot parketnummer 09/852056-19 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 09/857251-18 heeft de raadsman ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit, nu wettig bewijs voor het seksueel binnendringen volgens hem ontbreekt. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster, [slachtoffer 1] (hierna te noemen: aangeefster) met betrekking tot het binnendringen niet consistent zijn en daarom onbetrouwbaar. Aangeefster heeft tijdens het ‘informatief gesprek zeden’ verklaard dat de verdachte tweemaal heeft gepoogd om tussen haar schaamlippen te komen, hetgeen beide keren niet is gelukt. Vervolgens heeft zij in haar aangifte verklaard dat verdachte een stukje naar binnen is gedrongen, ongeveer 1 a 1,5 centimeter. Verdachte heeft verklaard dat er geen sprake was van binnendringen. Vanwege de ontkennende verklaring van verdachte hierover en de wisselende verklaringen van aangeefster over het binnendringen, kan het feit niet bewezen worden en niet gekwalificeerd worden.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 van voormeld parketnummer en de zaak onder parketnummer 09/852056-19 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
1. Ten aanzien van parketnummer 09/857251-18
Feit 1, primair
De verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
De rechtbank zal eerst ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster over het binnendringen van haar lichaam, nu op dit punt verweer is gevoerd door de raadsman.
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat aangiftes kritisch, zorgvuldig en behoedzaam moeten worden bezien. Dit geldt temeer in zedenzaken, waarin doorgaans geen verklaringen voorhanden zijn van getuigen die bij de tenlastegelegde handelingen aanwezig zijn geweest en daarover uit eigen waarneming kunnen verklaren.
Tegen de achtergrond van dit kader wordt het volgende overwogen.
Aangeefster heeft in haar informatief gesprek bij de politie verklaard dat zij op 12 november 2018 (de rechtbank begrijpt: 11 november 2018) aan kwam rijden bij het flatgebouw aan de [adres 2] in Delft waar zij in woont en aan de overkant een man zag staan. Zij liep naar haar portiekdeur, opende deze en zag dat deze man in een flits naast haar ging staan en mee naar binnen liep. Zij bukte om haar post te pakken en toen ze opstond pakte de man haar beet bij haar linker schouder. Hij stond heel dichtbij, heel intiem. Zij voelde dat hij haar naar zich toe trok en met zijn andere hand haar rokje omhoog deed. Hij pakte met zijn beide handen haar heupen beet en deed vervolgens met beide handen haar rokje omhoog. Hij voelde aan haar billen, onder haar rokje, over haar panty en slipje heen. Ook voelde hij aan haar linkerbil. Met zijn rechterhand greep hij haar bil vast en met zijn linkerhand haar vagina. Hij gleed met zijn linkerhand tussen haar benen, op haar vagina, in het midden. Zij voelde dat hij dit hard en stevig deed en dat hij probeerde tussen de schaamlippen te komen maar dat dit niet lukte omdat zij een panty en slipje aan had. De man stond recht voor haar. Het enige wat zij kon doen was heel hard gillen, in de hoop dat iemand haar zou horen. De man schrok hiervan en liep weg richting de deur. Hij liep vervolgens weer terug naar haar en zei: “rustig, rustig” en iets van “poesie”. Uit het niets gaf hij haar een duw, ter hoogte van haar schouder, waardoor zij viel en op de grond terecht kwam. Het enige wat zij dacht was dat ze snel op moest staan omdat de man anders dadelijk op haar zou kruipen. Ze probeerde vervolgens op te staan en toen kreeg ze weer een klap in haar gezicht, op haar linkerwang. De man raakte zichtbaar in paniek en begon heel zenuwachtig te worden. Toen ze weer helemaal rechtstond pakte de man haar weer beet, trok haar weer naar zich toe en begon aan haar vagina te zitten. Dit keer stond de man weer recht voor haar en raakte hij haar schaamlippen aan, onder haar rokje en over haar panty en slipje. [2]
In haar aangifte heeft ze bovenstaande verklaring bevestigd en voorts -op gerichte vragen van verbalisanten- het volgende verklaard. Verdachte werd steeds gewelddadiger. Zij is twee keer door de man bij haar vagina beetgepakt. De tweede keer was nadat hij haar op de grond had geduwd en op haar wang had geslagen. Op het moment dat hij haar rokje weer omhoog deed, heeft hij weer haar vagina beetgepakt. Hij is een stukje naar binnen gekomen, dat heeft zij ook echt gevoeld. Zij denkt 1 of 1,5 centimeter. Hij is, voor zover dat kan door haar panty, met zijn vingers tussen haar schaamlippen gekomen. Dus met ondergoed en al heeft hij dat naar binnen geduwd. [3]
Er is onderzoek uitgevoerd aan de panty van aangeefster. Op de voorzijde van het kruis van de panty is een DNA-mengprofiel aangetroffen. Volgens het NFI is de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van verdachte 10 miljoen keer waarschijnlijker dan de hypothese waarin het gaat om een willekeurig onbekende persoon. Naar het oordeel van de rechtbank staat derhalve vast dat het aangetroffen DNA van de verdachte is. [4]
De verdachte heeft over de gebeurtenissen bij de politie het volgende verklaard. Hij was aardig dronken en voelde nog steeds veel seksuele spanning. Hij sprak aangeefster aan maar ze zei niets terug. Ze was bezig met haar post en hij is naar haar toe gelopen. Hij streelde haar vervolgens eerst in haar gezicht. Ze stribbelde tegen en daardoor duwde hij haar een beetje. Hij pakte haar onder haar rok en voelde aan haar panty. Ze duwde hem en hij duwde terug. Hij heeft geprobeerd haar billen te voelen en haar vagina. Hij is tussen haar benen geweest en bij haar vagina, tussen haar schaamlippen, maar is met zijn vingers niet naar binnen gedrongen in haar vagina. Op nadere vragen van verbalisanten heeft hij verklaard dat het zou kunnen dat hij tussen haar schaamlippen is geweest maar dat weet hij niet meer. Hij weet wel dat hij haar schaamstreek heeft geaaid en gestreeld. Hij voelde een erectie in het begin en de spanning nam toe. Ze bleef echter zo hard gillen dat het hem wel greep en hij vervolgens stopte. Ter terechtzitting is verdachte bij zijn verklaring bij de politie gebleven en heeft hij nogmaals verklaard dat hij aangeefster heeft gegrepen bij haar billen en vagina en voorts verklaard dat het zou kunnen dat hij aangeefster in haar gezicht heeft geslagen. [5]
De rechtbank heeft geconstateerd dat aangeefster in haar informatief gesprek niet heeft verklaard dat de verdachte met zijn vingers haar vagina is binnengedrongen. Zij heeft in haar aangifte nader verklaard dat de verdachte tussen haar schaamlippen is geweest en tevens 1 a 1,5 centimeter naar binnen is gedrongen. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze aanvulling van haar verklaring op geen enkele wijze af aan de betrouwbaarheid daarvan. Aangeefster is namelijk in haar informatief gesprek niet specifiek gehoord over het binnendringen. Dat zij daarover destijds niet heeft verklaard, levert dan ook geen tegenstrijdigheid op met haar aangifte waarin zij dit – in reactie op gerichte vragen van de verbalisant – wel heeft gedaan. . Beide verklaringen van aangeefster zijn -op de aanvulling na- verder bijna identiek. Bovendien komen de verklaringen van aangeefster op essentiële onderdelen overeen met de verklaringen van de verdachte. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte en zal deze, met inbegrip van hetgeen hierin is opgenomen over het brengen van de vingers van de verdachte tussen de schaamlippen van aangeefster, bij de bewezenverklaring tot uitgangspunt nemen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen van verdachte - het brengen van zijn vingers tussen de schaamlippen van aangeefster- juridisch gekwalificeerd moet worden als ‘het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster’ in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht en overweegt hierover als volgt.
Het is vaste jurisprudentie dat elke vorm van binnendringen in het lichaam met een seksuele strekking onder de reikwijdte van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht valt (HR 21 april 1998, NJ 1998, 781). Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tussen de schaamlippen van aangeefster is gegaan met een seksuele strekking. Hij heeft namelijk verklaard dat hij veel seksuele spanning voelde, een erectie kreeg en haar rokje omhoog heeft gedaan om haar vagina te kunnen grijpen.
Naar het oordeel van de Hoge Raad dwingt de wetsgeschiedenis tot de opvatting dat de wetgever voor de toepassing van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht geen beperking heeft willen aanbrengen in de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen. Dat strookt ook met de bedoeling van de bepaling, namelijk het beschermen van de (seksuele) integriteit van een ieders lichaam. Ook het met de vingers tussen de schaamlippen gaan valt onder het seksueel binnendringen van het lichaam. Verdachte heeft zich hieraan schuldig gemaakt. Verdachte heeft daarbij geweld gebruikt door aangeefster met kracht naar zich toe te trekken en op haar gezicht te slaan. Hieruit maakt de rechtbank op dat hij aangeefster door geweld te gebruiken heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Het verweer van de raadsman wordt op grond van bovenstaande dan ook verworpen.
De rechtbank is -gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien met de overige tenlastegelegde gedragingen waarover geen discussie bestaat- van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide verkrachting, zoals ten laste is gelegd onder feit 1, primair.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de cumulatief ten last gelegde aanranding omdat deze wordt aangemerkt als onderdeel van de bewezenverklaarde verkrachting.
De feiten 2 en 3
Aangezien de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit van deze feiten, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2019 en
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 190-192.
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2019 en
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 232-239.
2. Ten aanzien van parketnummer 09/852056-19
Aangezien de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit van dit feit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2019;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 245-257.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/857251-18
Feit 1
hij op 11 november 2018 te Delft door geweld [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het
- het brengen van zijn, verdachtes, vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
- het onder haar rokje vastpakken en betasten van de billen en vagina van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte meermalen in een afgesloten portiek
- heel dicht bij die [slachtoffer 1] is gaan staan, en
- de schouder van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en
- die [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken en
- de rok van die [slachtoffer 1] omhoog heeft gedaan en
- die [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en
- die [slachtoffer 1] een klap in haar gezicht heeft gegeven en
- aan de sjaal en tas van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en aldus voor die
[slachtoffer 1]een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Feit 2:
hij op 22 oktober 2018 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het
- brengen van zijn, verdachtes, hand in de achterzijde van de broek en onderbroek van die [slachtoffer 2] en
- wrijven op en betasten van de blote billen van die [slachtoffer 2] en
- strelen en betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte in een afgesloten trappenhuis
- achter die [slachtoffer 2] is aangerend terwijl beide zich op een trap bevonden en
- met die [slachtoffer 2] is gaan vechten en
- de hand van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 2] aan haar haren heeft getrokken en die [slachtoffer 2] op de grond heeft geduwd en
- de jas van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 2] een vuistslag in haar gezicht heeft gegeven en
- die [slachtoffer 2] in het Engels de woorden heeft toegevoegd: "Ga weg of ik maak jullie allebei dood"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
hij op 16 oktober 2018 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, door een feitelijkheid, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het aaien met zijn, verdachtes, hand over de rug en billen en
het beenvan die [slachtoffer 3] , en bestaande
diefeitelijkheid hieruit dat verdachte onverhoeds
- die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: "Jij hebt heerlijke dikke billen" en
- die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: "Houd je van anaal?" en
- heel dicht bij die [slachtoffer 3] is gaan staan;
Ten aanzien van parketnummer 09852056-19
hij op 16 oktober 2018 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] , te weten door
- op zijn, verdachtes, laptop aan die [slachtoffer 4] een pornofilm, althans een film waar twee mensen seks met elkaar hebben, te laten zien en
- daarbij die [slachtoffer 4] de woorden toe te voegen: "Wil jij dit nu doen?" en "Je zegt dat je dit wil doen." en
- de keel van die [slachtoffer 4] vast te pakken en in de keel van die [slachtoffer 4] te knijpen en tegelijkertijd die [slachtoffer 4] bij haar bovenarm vast te pakken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht kan worden.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht kan worden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages betreffende verdachte van 6 februari 2019 en 13 februari 2019 respectievelijk opgesteld door R.A.R. Bullens, psycholoog en A.M.M. van der Reijken, psychiater.
Verdachte heeft meegewerkt aan de onderzoeken. Beide deskundigen zijn van mening dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een seksueel sadismestoornis en van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol (thans in vroege remissie door de detentie). Alle stoornissen zijn al lange tijd aanwezig en waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Verdachte had tijdens de tenlastegelegde feiten in beperkte mate de mogelijkheid om zich terug te trekken uit de situatie en tot ander gedrag over te gaan. Geadviseerd wordt om verdachte de tenlastegelegde feiten, in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies over en maakt die tot de hare en verklaart verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De verdachte is daarmee strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden, conform de adviezen van de gedragsdeskundigen en de reclassering. In dat kader heeft de officier van justitie voorts gevorderd om -conform artikel 359 lid 7 van het wetboek van Strafvordering- te motiveren dat als de tbs met voorwaarden wordt omgezet in een tbs met dwangverpleging de duur van die tbs met dwangverpleging niet gemaximeerd zal zijn omdat er sprake is van misdrijven die gericht zijn of een gevaar vormen voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om als voorwaarden een contact- en locatieverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op te leggen en de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman verwezen naar de bepleite vrijspraak.
Met betrekking tot de overige feiten heeft de raadsman aangevoerd dat prioriteit gegeven moet worden aan de behandeling van verdachte, nu hij gemotiveerd is voor behandeling. De raadsman heeft daarom verzocht de TBS met voorwaarden te gelasten. Voor het overige heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich binnen ruim een maand tijd schuldig gemaakt aan een verkrachting, twee pogingen daartoe en een aanranding van de eerbaarheid. Verdachte heeft -op verschillende data- willekeurige vrouwelijke slachtoffers op straat en in hun vertrouwde omgeving (te weten hun woon- en werkomgeving) benaderd en vervolgens seksueel belaagd. Met zijn handelen heeft verdachte een uiterst beangstigende situatie voor de slachtoffers gecreëerd, waarbij hij op ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers heeft geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke ingrijpende feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Uit de ter terechtzitting namens/door de slachtoffers voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt welke gevolgen de onderhavige feiten voor de slachtoffers hebben gehad. [slachtoffer 1] is haar gevoel voor veiligheid en vrijheid kwijt, durft niets meer te doen en is continu op haar hoede. Ook hoort ze zichzelf soms gillen. [slachtoffer 3] heeft gevoelens van angst en onveiligheid voor haarzelf en kinderen overgehouden aan de aanranding. [slachtoffer 4] heeft nachtmerries en slaapproblemen gekregen en heeft nog steeds last van angstklachten. Zij durft in het donker niet meer alleen de straat op en heeft steeds het gevoel dat ze achtervolgd wordt. In sociale situaties is ze nu meer teruggetrokken en ze durft mensen moeilijk te vertrouwen.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank betrekt bij de straftoemeting dat verdachte blijkens zijn strafblad van 25 januari 2019, in 2002 is veroordeeld voor zedendelicten en de PIJ-maatregel (maatregel van terbeschikkingstelling voor jeugdigen) opgelegd heeft gekregen.
Hiervoor (in paragraaf 5.3) heeft de rechtbank de resultaten van het psychiatrische en psychologische onderzoek weergegeven zoals die blijken uit de rapportages van de psychiater A.M.M. van der Reijken en de psycholoog R.A.R. Bullens. De psychiater merkt in zijn rapportage ten aanzien van de vraag welke straf of maatregel moet worden opgelegd - mede gezien het recidiverisico - het volgende op. Indien er geen behandeling plaatsvindt zal het recidiverisico bij verdachte zeer hoog zijn. Behandeling wordt dus noodzakelijk geacht. Daarbij spelen de frustratie over de gang van zaken in zijn leven, zijn boosheid ten opzichte van vrouwen en zijn alcoholmisbruik een belangrijke rol. Verdachte geeft aan niet zonder Refusal/Antabus medicatie te kunnen. In de praktijk is gebleken dat hij goed abstinent kan blijven indien hij deze middelen gebruikt. Beide keren dat verdachte is gestopt, is hij na ongeveer drie weken weer gaan drinken. Omdat verdachte tijdens alle delicten in het verleden en tijdens de huidige ten laste gelegde feiten onder invloed van alcohol was, is het van belang dat hiervoor behandeling komt. Daarnaast is behandeling van de woede ten opzichte van vrouwen en de frustratie over zijn leven van belang. Vanwege het zeer hoge recidiverisico en het al vanaf jonge leeftijd bestaande alcoholmisbruik van de verdachte, meent de deskundige dat ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde in een voorwaardelijk kader niet voldoende zal zijn. Een terbeschikkingstelling van overheidswege acht de deskundige niet noodzakelijk, aangezien het jarenlang goed gegaan is met verdachte, hij goed gemotiveerd is voor behandeling en tevens goed gemotiveerd voor het gebruik van medicatie om het gebruik van alcohol tegen te gaan. De deskundige adviseert daarom een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De deskundige meent dat de Kort Klinische Behandeling (KKB)van de Van der Hoevenkliniek een passende plaats is voor verdachte, aangezien deze kliniek gespecialiseerd is op het gebied van de behandeling van zedendelinquenten. Tijdens deze behandeling kan gekeken worden of aan het eind van dit traject het recidiverisico dermate verlaagd is dat ambulante behandeling mogelijk is.
De psycholoog onderschrijft het advies van de psychiater en rapporteert dienaangaande het volgende. Als voorwaarde in het kader van TBS met voorwaarden wordt specifiek gedacht aan een opname in de KKB van de Van Der Hoevenkliniek. Als het klinisch traject - na bijvoorbeeld een half tot anderhalf jaar - in een lager risico op recidive heeft geresulteerd, zou de behandeling ambulant kunnen worden voortgezet.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 1 februari 2019, opgesteld door dhr. [medewerker reclassering] , waarin wordt aangesloten bij de bevindingen van voornoemde deskundigen. De reclassering heeft geadviseerd in het kader van TBS met voorwaarden de volgende voorwaarden op te leggen: de standaard-voorwaarden bij toezicht TBS, opname in een zorginstelling, een alcoholverbod, een bewindvoering en een dagbesteding. Ter terechtzitting heeft dhr. [medewerker reclassering] nog toegelicht dat er enige nuances zijn met betrekking tot de instelling waar verdachte opgenomen zou kunnen worden. De Van der Hoevenkliniek is weliswaar genoemd als optie door de gedragsdeskundigen maar in de praktijk zal verdachte eerst in een andere gespecialiseerde setting geplaatst worden, te weten in de FPK in Assen. Daar is hij inmiddels ook geaccepteerd voor behandeling maar er is nog geen opnamedatum bekend.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard gemotiveerd te zijn voor behandeling.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de ziekelijke stoornis alsmede de behandelbehoefte uit voornoemde rapporten over en zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
De ernst en de aard van de bewezenverklaarde feiten brengen mee dat hierop niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die straf zal de rechtbank, meer dan de officier van justitie, rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Als gevolg daarvan zal de rechtbank een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dat is begaan en de inhoud van de rapportages van de deskundigen, is de rechtbank verder van oordeel dat het onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De kans op herhaling van een gewelddadig en/of seksueel gerelateerd feit is te groot, mede gelet op het feit dat verdachte de feiten in een korte periode (ruim een maand) achter elkaar heeft gepleegd. De rechtbank acht een TBS met voorwaarden een passende maatregel. De rechtbank stelt hiertoe eerst vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Het gaat om misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is ook van oordeel dat, mede gezien de ernst van de begane feiten en de bij verdachte gediagnosticeerde ziekelijke stoornis en alcoholproblematiek, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van TBS eist. Daarbij overweegt de rechtbank dat een behandeltraject in een ambulant kader onvoldoende waarborgen zal bieden in het geval van verdachte, zoals volgt uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater. Uit het advies van de reclassering leidt de rechtbank af dat aannemelijk is dat ter voorkoming van recidive door verdachte, onder andere een behandeling in een kliniek voor zedendelinquenten nodig is, welke opname net zolang zal duren als de reclassering nodig acht. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de uitgebrachte adviezen overnemen en verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport opleggen.
Gelet op de hierna te noemen duur van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank geen kliniek aanwijzen voor de tenuitvoerlegging van de TBS met voorwaarden. Nadat verdachte zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten zal het NIFP een indicatiestelling afgeven voor een nader te bepalen intramurale instelling (FPK), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Verdachte zal verblijven in deze nader te bepalen intramurale instelling zolang de instelling en/of reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank ziet geen reden om een locatie- en contactverbod met de slachtoffers op te leggen nu verdachte voor een langere periode gedetineerd zal zijn. Verder overweegt de rechtbank dat in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling en bij aanvang van de TBS met voorwaarden, na afloop van de intramurale fase, nog de mogelijkheid bestaat om een locatie- en contactverbod met de slachtoffers op te leggen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één om meer personen.
De rechtbank zal derhalve bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. W.N. van der Voet, heeft zich ten aanzien van het onder 1 (onder parketnummer 09/857251-18) ten laste gelegde feit als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.329,74. De vordering strekt tot vergoeding van een totaal bedrag aan materiële schade van € 329,74 en een totaal bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 4] , bijgestaan door mr. T.K. Dik, heeft zich ten aanzien van de zaak onder parketnummer 09/852056-19 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.968, bestaande uit een bedrag aan materiële schade van € 968 en een bedrag van € 1.000 aan immateriële schade.
D. L. [slachtoffer 3] heeft zich ten aanzien van het onder 3 (onder parketnummer 09/857251-18) ten laste gelegde feit als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 650,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen van de benadeelde partijen geheel toegewezen worden, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van [slachtoffer 1] naar voren gebracht dat zij niet ontvankelijk moet worden verklaard voor het gevorderde bedrag van € 99,99,- voor de videodeurbel, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade. Voor het overige en ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] , heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij J.D [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank zal [slachtoffer 1] ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 99,99,- voor de videodeurbel niet-ontvankelijk verklaren nu geen sprake is van (rechtstreekse) schade die in (voldoende) causaal verband staat met het strafbare feit. Het overige deel van de vordering is goed onderbouwd en uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan die kosten geleden schade betreffen als gevolg van het onder 1 (parketnummer 09/857251-18) bewezenverklaarde feit.
Dit maakt dat de gevorderde
materiële schadedeels toewijsbaar is tot een bedrag van € 229,75.
Immateriële schade
De rechtbank acht de toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- redelijk en billijk, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de gevolgen die het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij heeft gehad en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen, zodat ook deze schade zal worden toegewezen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de vordering van J.D [slachtoffer 1] zal toewijzen tot een totaalbedrag van € 5.229,75 (€ 229.75+ € 5.000) en de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren voor het overige deel.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 11 november 2018.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot vergoeding van materiële schade, aangezien deze schade reguliere kosten betreft die bovendien onvoldoende onderbouwd is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd en op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, naar billijkheid, het gevorderde bedrag van € 1.000 bijstellen en een bedrag toewijzen van € 1.500 , nu is vast komen te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 09/852056-19.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een totaal bedrag van € 1.500,-.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 16 oktober 2018.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
Ter zake van de immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid, het gevorderde bedrag van € 650,- naar boven bijstellen en een bedrag toewijzen van € 1.000,- , nu is vast komen te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit, onder 3 (parketnummer 09/857251-18).
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 16 oktober 2018.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen ten behoeve van alle genoemde benadeelde partijen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14d, 36f, 38, 38a, 45, 57, 242, 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, en 3 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 09/857251-18, en het onder 1 primair in de zaak met parketnummer 09/852056-19 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Onder parketnummer 09/857251-18
ten aanzien van feit 1, primair:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2, primair:
poging tot verkrachting;
ten aanzien van feit 3:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Onder parketnummer 09/852056-19
poging tot verkrachting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de
terbeschikkingstellingde volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
veroordeelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht;
veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
veroordeelde werkt mee, als dat nodig wordt geacht, aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt maximaal 14 weken per jaar;
veroordeelde gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen;
veroordeelde laat zich voor een ‘kortdurende klinische intensieve zedenbehandeling’ opnemen in de Van der Hoevenkliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijke is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan zijn invrijheidstelling en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
Veroordeelde verleent zijn medewerking aan budgetbeheer/bewindvoering bij een door de reclassering goedgekeurde organisatie;
Veroordeelde zet zich in voor een adequate dagbesteding voor meerdere dagen per week, al naar gelang zijn draagkracht.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 1], een bedrag van € 5.229,75,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 november 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de benadeelde partij, voor zover de vordering betrekking heeft op de videodeurbel, niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 5.229,75,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 62 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 4], een bedrag van € 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan
verklaart [slachtoffer 4] , voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 4];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 3], een bedrag van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van
[slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. D.R. Glass, rechter,
mr. A.C. de Winter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Badji, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [onderzoeksnummer] , van de politie eenheid Den Haag, Dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 105-107.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 142-145.
4.NFI-rapport, p. 130-132.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 72-73.