ECLI:NL:RBDHA:2019:5270
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarige halfbroers op basis van onvoldoende afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2019, hebben eisers, twee minderjarige halfbroers, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers, die staatloze Palestijnen uit Syrië zijn, niet voldoen aan de vereisten voor een mvv op basis van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met hun referent, die in Nederland verblijft. De rechtbank oordeelt dat de enkele vermissing van hun vader, die vermoedelijk in de oorlog in Syrië is omgekomen, niet voldoende is om een dergelijke afhankelijkheidsrelatie aan te tonen. De rechtbank benadrukt dat de eisers primair afhankelijk zijn van hun biologische moeder in Syrië, wat door de oom van de referent is bevestigd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de feitelijke omstandigheden van belang zijn en dat niet alleen financiële of medische afhankelijkheid relevant zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat de aanvragen van eisers terecht zijn afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.