ECLI:NL:RBDHA:2019:5238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering visum op basis van onvoldoende sociale en economische binding met het land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een visum voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. Eiser, een burger van de Dominicaanse Republiek, had een visum aangevraagd om zijn referente en hun twee kinderen te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen op basis van onvoldoende bewijs van de sociale en economische binding met het land van herkomst, en het vermoeden dat eiser niet tijdig zou terugkeren. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij zijn verblijfsdoel en omstandigheden duidelijk heeft gemaakt, en dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn sociale binding met de Dominicaanse Republiek. De rechtbank oordeelde echter dat het aan eiser was om zijn binding aan te tonen en dat verweerder een ruime beoordelingsmarge had. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het visum terecht was, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten voor voldoende middelen van bestaan en dat de garantstelling van zijn referente en haar ex-echtgenoot niet voldoende was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.