ECLI:NL:RBDHA:2019:5229
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse Berber wegens kennelijk ongegrond verklaard door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Marokkaanse asielzoeker, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser, die tot de Berber bevolkingsgroep behoort, stelde dat hij in Marokko als oneigenlijk kind wordt gezien en daardoor wordt gediscrimineerd en vernederd. Hij vreesde ook voor conflicten tussen de Berbers en Arabieren bij terugkeer naar Marokko. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijke problemen ondervond als gevolg van zijn etnische achtergrond en dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Vreemdelingenwet 2000 en recente jurisprudentie van de Raad van State, die bevestigt dat de aanwijzing van Marokko als veilig land ook geldt voor het Rif-gebied waar eiser vandaan komt. Eiser had de bewijslast om aan te tonen dat Marokko in zijn specifieke geval niet veilig was, maar slaagde daar niet in. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.