ECLI:NL:RBDHA:2019:5218
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Roma-afkomst en motiveringsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eisers, een Roma-gezin, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, met terugkeerbesluiten. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij aanvoeren dat zij gediscrimineerd worden vanwege hun Roma-afkomst en dat de afwijzing in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Tijdens de zitting op 21 maart 2019 hebben eisers hun standpunt toegelicht, waarbij zij zich vooral richtten op de omstandigheid dat de discriminatie vanwege hun Roma-afkomst niet als relevant element is meegenomen in de beoordeling door verweerder.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Moldavië te vrezen hebben voor vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en rapporten die aangeven dat de autoriteiten in Moldavië in het algemeen bescherming bieden aan hun burgers, ook aan de Roma-gemeenschap. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door eisers aangevoerde omstandigheden niet zodanig zijn dat zij in aanmerking komen voor asiel.
De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.