ECLI:NL:RBDHA:2019:5216
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van echtgenoten in het kader van Dublin-regeling en medische omstandigheden
In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublin-regeling, waarbij Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen, omdat eisers eerder in Duitsland om internationale bescherming hebben verzocht. Tijdens de zitting op 14 februari 2019 hebben eisers hun standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukten dat hun huwelijk in Duitsland niet wordt erkend en dat zij in aparte asielzoekerscentra zijn geplaatst, wat problematisch is gezien de zwangerschap van eiseres.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Duitsland de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het EVRM respecteert. Eisers hebben niet voldoende onderbouwd dat zij bij terugkeer naar Duitsland een risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de medische omstandigheden van eiseres, in verband met haar zwangerschap, geen reden vormen om de asielaanvragen in Nederland te behandelen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter J.L.E. Bakels en is openbaar gemaakt op 21 juni 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.