ECLI:NL:RBDHA:2019:5165
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en privégebruik auto: ontvankelijkheid van beroep en recht op teruggaaf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie met betrekking tot de teruggaaf van omzetbelasting voor privégebruik van een auto. Eiseres, een onderneming die zich bezighoudt met de teelt van snijbloemen en heesters, had bezwaar gemaakt tegen de voldoening op de aangifte omzetbelasting over het privégebruik van een auto die tot de onderneming behoorde. Het bezwaar was ingediend op 9 februari 2012 en betrof de aangifte voor het tijdvak van 2011 en latere jaren. De Staatssecretaris van Financiën had op 29 maart 2017 een collectieve uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij bepaalde bezwaarschriften als massaal bezwaar waren aangemerkt. Eiseres had vervolgens aanvullende gegevens ingediend, maar haar bezwaren werden op 12 oktober 2018 afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat de beslissing om geen teruggaaf te verlenen geen accessoire kwestie was in de zin van artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waardoor het beroep ontvankelijk was. De rechtbank stelde vast dat de rechtsvraag die in de bezwaren aan de orde was gesteld, eerder door de Hoge Raad was behandeld. De Hoge Raad had geoordeeld dat als het gebruik van de forfaitaire regeling ertoe leidde dat de ondernemer meer omzetbelasting had betaald dan de omzetbelasting over de werkelijke kosten van het privégebruik, de ondernemer recht had op teruggave.
De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en bepaalde dat eiseres recht had op een teruggaaf van respectievelijk € 307 voor het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en € 2.204 voor het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.278 en diende het betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te worden vergoed.