ECLI:NL:RBDHA:2019:5109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
C/09/565133 / FA RK 18-9302
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling in een complexe echtscheiding met internationale elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012. De ouders, beiden wonende in Duitsland, hebben een langdurig conflict over de zorg en opvoeding van hun kind, dat heeft geleid tot meerdere juridische procedures en betrokkenheid van hulpverleningsinstanties. De moeder verzoekt om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag aan haar alleen toe te kennen, terwijl de vader verzoekt om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te vestigen en om vervangende toestemming voor inschrijving bij een voetbalclub. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de verzoeken van de vader gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de huidige gezagssituatie niet leidt tot verbetering van de communicatie tussen de ouders en dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij een stabiele opvoedsituatie heeft. De rechtbank heeft de zorgregeling gewijzigd, zodat [minderjarige] voortaan bij de vader verblijft van vrijdag uit school tot maandag naar school en van maandag uit school tot woensdag naar school. Tevens is de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven bij een voetbalclub. De rechtbank benadrukt het belang van hulpverlening voor zowel de ouders als [minderjarige] en adviseert om een traject te starten gericht op verbetering van de communicatie tussen de ouders.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 18-9302
Zaaknummer: C/09/565133
Datum beschikking: 15 mei 2019

Gezag en omgang

Beschikking op het op 13 december 2018 ingekomen verzoek van:

[x]

de moeder,
volgens de Registratie Niet Ingezetenen wonende te Duitsland,
feitelijk wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. N.P.J.M. Kreté-Marres te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
volgens de Registratie Niet Ingezetenen wonende te Duitsland,
feitelijk wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. J.M. Wigman te Den Haag.
Als informant worden aangemerkt:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna ook te noemen: JbW,
en

heer [naam psycholoog] ,

GZ-psycholoog/orthopedagoog, rapporteur bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, hierna: NIFP.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 21 december 2018 met bijlagen van de zijde van de moeder;
- de brief van 3 januari 2019 met bijlage van de zijde van de moeder;
- de brief van 4 januari 2019 met bijlage van de zijde van de moeder;
- de brief van 10 januari 2019 van de zijde van de vader;
- het F4-formulier van 1 februari 2019 van de zijde van de moeder;
- de brief van 5 februari 2019 van de zijde van de moeder;
- de brief van 20 februari 2019 van de zijde van de moeder;
- de brief van 14 maart 2019 met bijlagen van de zijde van de vader;
- de brief van 15 maart 2019 van de zijde van de moeder;
- de brief van 22 maart 2019 met bijlage van de zijde van de vader;
- het verweerschrift;
- de brief van 12 april 2019 met bijlagen van de zijde van de moeder;
- de brief van 15 april 2019 van JbW;
- de brief van 16 april 2019 met bijlagen van de zijde van de vader.
Op 17 april 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- de heer [naam psycholoog] , rapporteur bij het NIFP;
- mevrouw [naam medewerker JbW] en mevrouw [naam medewerker JbW] namens JbW.
Ter zitting is van de zijde van de moeder een pleitnotitie overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift van de moeder strekt tot:
ten aanzien van het gezag
primair:
I: het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] te beëindigen en te bepalen dat het gezag voortaan aan de moeder alleen toekomt;
II: te bepalen dat de griffier krachtens het bepaalde in het besluit gezagsregister een afschrift van de uitspraak toe dient te zenden aan de griffier van de Rechtbank Den Haag, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register;
subsidiair:
III: het gezamenlijk gezag te beëindigen voor wat betreft de navolgende beslissingen:
 toegang tot hulpverlening en alle overige beslissingen die zien op het verkrijgen of uitvoeren van hulpverlening;
 (para) medische behandelingen;
 verblijf buitenland;
 vervangende toestemming voor reisdocument en paspoort;
 vrijetijdsbesteding;
 alle beslissingen ten aanzien van school en schoolkeuze;
en te bepalen dat het gezag over [minderjarige] voor wat betreft deze onderwerpen voortaan aan de moeder alleen toekomt;
IV: te bepalen dat de griffier krachtens het bepaalde in het besluit gezagsregister een afschrift van de uitspraak toe dient te zenden aan de griffier van de Rechtbank Den Haag, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register;
ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang
V: met wijziging van na te melden beschikking te bepalen dat [minderjarige] met ingang van de in deze te wijzen beschikking bij de vader zal verblijven:
 eenmaal per veertien dagen in het oneven weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur;
 twee weken in de meivakantie;
 de eerste drie weken van de zomervakantie;
 de herfstvakantie;
 in de even jaren de eerste week van de kerstvakantie en in de oneven jaren de week van Oud en Nieuw;
en te bepalen dat de vakantie begint op zaterdag 10.00 uur en eindigt op zaterdag 10.00 uur dan wel een zodanige beperktere zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
VI: een verhoor van drs. [naam psycholoog] , GZ-psycholoog/orthopedagoog te bevelen en te bepalen dat hij antwoord dient te geven op alle door de rechtbank in deze te stellen vragen waaronder doch niet exclusief antwoord dient te geven op de vraag dat nu is gebleken dat ook de best haalbare opvoedsituatie voor [minderjarige] niet haalbaar is, zie antwoord vraag 7 NIFP-onderzoek, welke wijziging in de zorg- en contactregeling in [minderjarige] zijn belang is en welke wijziging in het gezag;
VII: de vader te veroordelen in de proceskosten,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder doet haar verzoeken steunen op de stelling dat de omstandigheden na dagtekening van de hierna te noemen beschikking van 15 juli 2015 zijn gewijzigd.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. De vader verzoekt de verzoeken van de moeder af te wijzen en bij wijze van zelfstandig verzoek te bepalen dat:
I: de verdeling van de zorgregeling wordt gewijzigd, in zie zin dat [minderjarige] (zo de rechtbank begrijpt) bij de vader is de ene week van vrijdag uit school (indien geen school: 9:00 uur) tot woensdag naar school en de andere week van maandag uit school (indien geen school: vanaf 9.00 uur) tot woensdag naar school (althans 9:00 uur), alsmede bij de vakanties uit school;
II: het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader is;
III: aan de vader vervangende toestemming wordt verleend (welke toestemming in de plaats treedt van [die van] de moeder), om [minderjarige] te kunnen inschrijven op de voetbalclub [naam voetbalclub] althans op een andere voetbalclub;
IV: de vader wordt belast met het eenhoofdig gezag;
V: de moeder te veroordelen in de proceskosten.
Ter zitting heeft de vader zijn verzoek omtrent de zorgregeling gewijzigd en (primair) verzocht te bepalen dat [minderjarige] voortaan de ene week bij de vader is en de andere week bij de moeder, met het wisselmoment via school, bij voorkeur op vrijdag.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen de zelfstandig verzoeken van de vader, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Zij heeft verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen. Daarnaast heeft de moeder formeel bezwaar gemaakt tegen de mondelinge wijziging van het verzoek van de vader omtrent de zorgregeling.

Feiten

- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
- De ouders zijn allebei Burger van de Bondsrepubliek Duitsland.
- Partijen oefenen van rechtswege het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 15 juli 2015 is bepaald dat [minderjarige] de hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft en vanaf 1 september 2015 bij de vader zal zijn:
 eenmaal per veertien dagen van zaterdag 9.00 uur tot maandag 8.30 uur, alsmede;
 wekelijks van maandag 8.30 uur tot woensdag naar de crèche, en;
 gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te verdelen;
- [minderjarige] is onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Haaglanden. De ondertoezichtstelling loopt tot 22 augustus 2019.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de voorliggende verzoeken.
NIFP-rapport
De heer [naam psycholoog] heeft een forensisch psychologisch onderzoek verricht naar [minderjarige] en naar beide ouders. Dit onderzoek heeft drie deelrapporten opgeleverd. Van de zijde van de moeder is het deelrapport van [minderjarige] , alsmede het deelrapport dat betrekking heeft op haarzelf, overgelegd. De vader heeft te kennen gegeven het conceptdeelrapport dat betrekking heeft op hemzelf, alleen vertrouwelijk aan de rechtbank over te willen leggen.
Zoals reeds ter zitting besproken, neemt de rechtbank bij de beoordeling enkel de bevindingen uit het deelrapport van [minderjarige] mee. Derhalve wordt het rapport van de zijde van de moeder buiten beschouwing gelaten en wordt de vader niet meer in de gelegenheid gesteld zijn deelrapport over te leggen.
Standpunten partijen en informanten
De ouders hebben in de overgelegde stukken en tijdens de zitting uitgebreid hun standpunten kenbaar gemaakt. De heer [naam psycholoog] heeft ter zitting zijn bevindingen nader toegelicht en JbW heeft informatie verschaft over de actuele stand van zaken. Alle aanwezigen hebben vragen van de rechtbank beantwoord. De rechtbank zal in het navolgende – alvorens tot de beoordeling van de verzoeken over te gaan – kort de standpunten uiteenzetten.
De moeder is al vijf jaar van mening dat het niet goed gaat met [minderjarige] . Hij vertoont zorgelijk gedrag als hij bij de vader is geweest. Gedrag, dat onder meer bestaat uit het uiten van doodswensen, dwangmatig handelen, emotionele ontladingen en steeds terugkerende buikpijn en plasdrang. De vader heeft hulpverlening jarenlang tegengewerkt, veelvuldig klachten ingediend en ook het NIFP-onderzoek is door de vader lange tijd gefrustreerd. De belangrijkste conclusie uit het NIFP-onderzoek is volgens de moeder dat de zorgen die zij heeft over [minderjarige] terecht zijn en dat er nader onderzoek moet worden gedaan, nu er geen duidelijkheid is gekomen over de oorzaak van het zorgelijke gedrag. Met speltherapie kunnen de spanningen en frustraties van [minderjarige] in kaart worden gebracht, zo blijkt uit het rapport. Volgens de moeder weigert de vader echter om hieraan mee te werken. De vader is van mening dat de ouders een traject zoals Kinderen uit de Knel moeten volgen, maar de moeder ziet hiertoe geen mogelijkheden nu uit het NIFP-onderzoek volgt dat elke vorm van communicatie tussen de ouders ontbreekt en dat alle pogingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan om te komen tot verbetering van de communicatie, hebben gefaald. De huidige situatie, waarin beide ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag, vormt een bron van conflicten en een ideale voedingsbodem voor gerechtelijke procedures. [minderjarige] zit klem en verloren tussen de ouders. De moeder is van mening dat zij belast dient te worden met het eenhoofdig gezag, dan wel de vader met uitgekleed gezag, zodat voortaan eenzijdige beslissingen kunnen worden genomen en het aantal gerechtelijke procedures (en de daarmee gepaard gaande spanningen) kan worden beperkt. Ten aanzien van de zorgregeling stelt de moeder dat voor een uitgebreide regeling van [minderjarige] met de vader nodig is dat de ouders in staat zijn tot communiceren. Uit het NIFP-onderzoek volgt echter dat dit hen niet lukt. Daarnaast zorgt de huidige situatie voor veel spanning bij [minderjarige] , die zich middels ‘coping-gedrag’ probeert staande te houden. Behandeling is alleen mogelijk als [minderjarige] niet meer in die spanningsvolle situatie zit, aldus de moeder. Door het beperken van het contact met de vader blijven de positieve elementen van het contact behouden, maar kan [minderjarige] wel de hulp krijgen die hij nodig heeft. De moeder ziet geen aanleiding voor een wijziging van de zorgregeling zoals de vader die verzoekt. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat [minderjarige] gebaat is bij het vaste ritme van de huidige regeling en dat de overdracht op zaterdag – op een enkele uitzondering na – de afgelopen vijf jaar zonder incidenten is verlopen. Het verzoek tot vervangende toestemming voor de inschrijving op een voetbalclub dient volgens de moeder te worden afgewezen. Indien de vader [minderjarige] wil laten deelnemen aan voetbal kan hij dit doen op de dagen dat [minderjarige] bij hem is. Het is niet aan de vader om de moeder te verplichten haar tijd met [minderjarige] in te vullen op de manier die de vader wil.
De vader stelt dat de moeder al jarenlang de omgang frustreert, de strijd opvoert, doorlopend opteert voor allerlei onderzoeken en niet bereid is haar medewerking te verlenen om door een traject zoals Kinderen uit de Knel te komen tot een verbetering van de communicatie.
Toewijzing van het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag zou haar gebrek aan bereidheid om te komen tot een verbetering van de communicatie belonen, wat niet de bedoeling kan zijn. Voor uitgekleed gezag ontbreekt volgens de vader een wettelijke basis. Als er al een wijziging in het gezag dient plaats te vinden, ligt het voor de hand het gezag bij de vader te beleggen, zodat de moeder geen strijd meer kan voeren over gezagsbeslissingen en hulp voor [minderjarige] . De vader is ervan overtuigd dat het enorm zou schelen als het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem wordt bepaald, omdat hij in tegenstelling tot de moeder wel in staat is de omgang met de andere ouder te legitimeren en met de moeder te communiceren. Volgens de vader is het beperken van de omgang tussen hem en [minderjarige] niet de oplossing. [minderjarige] is al jaren gewend aan een gelijkwaardige opvoeding en het gaat het goed met [minderjarige] als hij bij zijn vader is. Het zijn de wijzigingen in het leven van de moeder
– waaronder een nieuwe partner, baby en woning – die voor onrust bij [minderjarige] hebben gezorgd. Daarnaast voelt [minderjarige] spanning bij de overdrachtsmomenten, zodat het de voorkeur heeft de overdracht zoveel mogelijk via school te laten verlopen. In het NIFP-rapport van [minderjarige] is geconcludeerd dat het in zijn belang is dat hij zoveel mogelijk met rust wordt gelaten en positieve sociale activiteiten heeft, waarbij te denken valt aan een vorm van vrijetijdsbesteding bij een sportclub. [minderjarige] zit op voetbal, maar niet in clubverband. Hij vindt voetballen erg leuk, zodat het de vader wenselijk voorkomt als [minderjarige] vanaf komend seizoen gaat voetballen bij voetbalclub [naam voetbalclub] . De vader heeft een voorstel hiertoe per e-mail en WhatsApp aan de moeder voorgelegd, maar nooit een reactie gekregen.
De heer [naam psycholoog] heeft ter zitting het volgende verklaard. Er is sprake van een langlopend conflict tussen de ouders, waar zij beiden volledig door worden beheerst. Rechtstreekse communicatie tussen de ouders is niet mogelijk. De communicatie zal voorlopig begeleid moeten worden door een derde en via therapie (waarbij te denken valt aan therapie volgens de zogenoemde SCHIP-methode) gewerkt zal moeten worden aan verbetering van de communicatie. [minderjarige] kan zijn gevoelens en emoties bij zijn ouders lastig kwijt en het is van belang dat hij een uitlaatklep krijgt, in de vorm van therapie. Hierbij valt te denken aan speltherapie of psychomotore therapie. Er wordt geadviseerd geen wijziging aan te brengen in het gezag, nu het niet de verwachting is dat het toekennen van het gezag aan één ouder tot een oplossing van het probleem zal leiden. Voor wat betreft de zorgregeling schaart de heer [naam psycholoog] zich achter het advies van JbW.
JbW onderschrijft de conclusies en adviezen uit het NIFP-onderzoek. Beide ouders komen in het rapport naar voren als intelligente en betrokken ouders, maar er bestaat bij beiden een diepgeworteld gevoel van wantrouwen in de ander. [minderjarige] ontwikkelt zich leeftijdsconform en -adequaat, maar de uitingen die hij doet bij moeder in de thuissituatie kunnen niet veronachtzaamd worden. JbW vermoedt dat de spanningen van de ouders [minderjarige] het gevoel geven hen te moeten helpen; hierin falen frustreert hem. Anders dan de moeder stelt heeft de vader aan JbW aangegeven achter de adviezen van de NIFP-rapporteur te staan. JbW heeft een hulpvraag voor [minderjarige] neergelegd bij De Jutters, waarop De Jutters heeft aangegeven dat hulpverlening voor [minderjarige] in de huidige situatie niet mogelijk is: de oplossing ligt bij de ouders zelf. Volgens De Jutters is het gedrag van kinderen in spanningsvolle situaties reactief op de situatie en is dit gedrag een vorm van ‘coping’ van het kind om met de situatie om te leren gaan. Het is schadelijk om een kind via therapie zijn coping af te nemen zolang de situatie niet verandert. Daarnaast zou je een kind, door het te behandelen, verantwoordelijk maken voor (het veranderen van) de situatie, en ook dat is onwenselijk, aldus de Jutters. JbW is van mening dat er in allebei de opvoedsituaties een gezinscoach moet komen die de ouders actief begeleidt en die zicht heeft op [minderjarige] . Deze coach zal vervolgens moeten bezien wanneer [minderjarige] toe is aan de volgende stap in zijn behandeling. Daarnaast adviseert JbW sport voor [minderjarige] om zijn leefwereld te normaliseren. Ten aanzien van de het contact tussen de ouders, is JbW van mening dat de ouders therapie moeten volgen gericht op de verwerking van de echtscheiding. In afwachting van de resultaten van deze therapie zal de communicatie tussen de ouders via een derde moeten verlopen. JbW schaart zich achter het advies van de NIFP-rapporteur over het gezag van de ouders. Nu het contact tussen de ouders gespannen verloopt, [minderjarige] veel spannende wisselmomenten meemaakt en zijn basisschooltijd vooral om rust vraagt, adviseert JbW wel om een wijziging aan te brengen in de zorgregeling, door een week-op-week-af-regeling vast te leggen met een wissel via school.
Beoordeling rechtbank
Gezag
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid Burgerlijk Wetboek (BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, BW, van overeenkomstige toepassing. Het gezamenlijk gezag kan derhalve worden beëindigd, indien: (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Er is in de afgelopen jaren immers hulpverlening op verschillende vlakken ingezet, [minderjarige] is onder toezicht gesteld en er zijn verschillende procedures over hem gevoerd. Helaas heeft geen van deze interventies gezorgd voor een verbetering van de situatie; integendeel. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de gezagssituatie opnieuw kan worden beoordeeld.
Beide ouders hebben verzocht om een wijziging aan te brengen in het gezag, door het eenhoofdig gezag aan hem (verzoek vader) dan wel haar (verzoek moeder) toe te kennen. De NIFP-rapporteur en JbW hebben beide geadviseerd de huidige gezagssituatie in stand te laten. De rechtbank volgt het advies van de NIFP-rapporteur en van JbW en neemt daarbij met name het volgende in aanmerking.
De ouders voeren al jarenlang strijd over [minderjarige] . Deze strijd heeft grote invloed op het welzijn van [minderjarige] , die overduidelijk klem zit tussen zijn ouders. Met de NIFP-rapporteur en JbW is de rechtbank echter van oordeel dat niet de verwachting is dat het aanbrengen van een wijziging in de gezagssituatie zal leiden tot een verbetering van deze situatie. Weliswaar zal eenhoofdig gezag er mogelijk toe leiden dat beslissingen met betrekking tot hulpverlening voor [minderjarige] voortvarender kunnen worden genomen, maar het zal niet leiden tot een verbetering van de communicatie en het vertrouwen, terwijl juist de aanpak van dit onderliggende probleem naar het oordeel van de rechtbank de sleutel vormt om de situatie in positieve zin te veranderen.
De moeder heeft aan haar verzoek met name ten grondslag gelegd dat de vader therapie van [minderjarige] , zoals geadviseerd in het NIFP-onderzoek, zou blokkeren. Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter niet vast komen te staan. Gebleken is dat beide ouders een andere focus hebben in de aanpak van de problematiek: volgens de vader ligt de oplossing met name bij hulpverlening voor de ouders zelf en volgens de moeder dient hulp voor [minderjarige] voorop te staan. Verder is gebleken dat het lastig is om een hulpverleningsinstantie te vinden die [minderjarige] onder de huidige omstandigheden wil behandelen. Hiervoor kan de vader echter niet eenzijdig verantwoordelijk worden gehouden.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de moeder niet in haar standpunt dat gezamenlijk gezag aan de behandeling van [minderjarige] in de weg staat. Ook voor uitgekleed gezag ziet de rechtbank om bovenstaande redenen geen aanleiding, nog daargelaten de vraag of hier een wettelijke grondslag voor is.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en hoofdverblijfplaats
Ten aanzien van het formele verweer van de moeder omtrent wijziging van het verzoek van de zijde van de vader overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan, zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, het verzoek worden veranderd of vermeerderd, met overeenkomstige toepassing van artikel 130 Rv. Laatstgenoemd artikel bepaalt, kortgezegd, dat bezwaar kan worden gemaakt tegen een verandering of vermeerdering op grond van strijd met de goede procesorde. De rechter beslist na partijen gehoord te hebben zo spoedig mogelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is de wijziging van het verzoek van de vader niet in strijd met de goede procesorde. In zijn verweerschrift van 11 april 2019 heeft de vader al aangegeven een week-op-week-af-regeling te hebben overwogen. De moeder had hier in die zin op voorbereid kunnen zijn. Vervolgens heeft JbW bij brief van 15 april 2019 een dergelijke regeling geadviseerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de moeder
– ondanks het late tijdstip van wijziging van het verzoek – voldoende in de gelegenheid is geweest zich voor te bereiden op (en verweer te voeren tegen) het verzoek. De goede procesorde wordt door behandeling van dit verzoek daarom niet geschaad.
Artikel 1:253a BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd of de rechtbank een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken en de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voortkomt.
Duidelijk is gebleken dat beide ouders betrokken zijn bij [minderjarige] en hij een goede band heeft met beiden. De rechtbank acht het van belang dat de band met beide ouders gewaarborgd blijft. Verder neemt de rechtbank bij de beoordeling mee dat – zo hebben beide ouders ook beaamd – [minderjarige] gewend is aan de huidige regeling. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om een week-op-week-af-regeling vast te leggen zoals door JbW is geadviseerd en door de vader is verzocht.
De rechtbank ziet wel aanleiding om de zorgregeling in die zin te wijzigen dat de wissel tussen de ouders voortaan zal plaatsvinden op vrijdag na school in plaats van op zaterdag om 9.00 uur. Zij overweegt hiertoe als volgt. Hoewel er volgens de moeder in de afgelopen jaren slechts één – overigens ernstig, in die zin dat daarbij politiebemoeienis nodig was – conflict heeft plaatsgevonden tijdens de overdracht, acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat [minderjarige] bij de overdracht hinder ondervindt van de spanningen tussen de ouders. Gelet op het zorgelijke gedrag dat bij [minderjarige] wordt waargenomen (als gevolg van deze spanningen) is de rechtbank, met de vader en JbW, van oordeel dat de overdracht zoveel mogelijk op school dient plaats te vinden. De rechtbank zal de zorgregeling daarom wijzigen, in die zin dat [minderjarige] bij de vader zal zijn eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school, alsmede wekelijks van maandag uit school tot woensdag naar school. Daarnaast zal de rechtbank het verzoek van de moeder dat de vakanties zullen aanvangen en eindigen op zaterdag om 10.00 uur, als niet weersproken toewijzen.
De rechtbank ziet geen reden om de hoofdverblijfplaats te wijzigen. De hoofdverblijfplaats wordt doorgaans bepaald bij de ouder die het grootste deel van de verzorging en opvoeding draagt. Door bovenstaande wijziging komt er een zorgregeling te gelden waarbij [minderjarige] nagenoeg de helft van de tijd bij de vader is en de andere helft van de tijd bij de moeder. Wijziging van de hoofdverblijfplaats heeft met name administratieve en fiscale gevolgen. De stelling van de vader dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats zal leiden tot een verbetering van de communicatie, volgt de rechtbank niet.
Vervangende toestemming inschrijving voetbal
Het verzoek omtrent de vervangende toestemming voor de inschrijving bij de voetbalclub is eveneens gegrond op artikel 1:253a BW. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Uit de stukken blijkt dat [minderjarige] een buitenkind is, dat hij voetballen leuk vindt en dat hij behoefte heeft aan een positieve sociale activiteit waarbij hij onbekommerd met leeftijdsgenoten kan spelen. Voorgaande is niet, dan wel onvoldoende door de moeder betwist. De rechtbank acht het gelet op het bovenstaande in het belang van [minderjarige] dat hij lid kan worden van een voetbalclub en zal het verzoek van de vader dan ook toewijzen. Dit brengt met zich dat beide ouders zich in het kader van het gezamenlijk ouderschap zullen moeten inzetten om [minderjarige] zijn sport te laten uitoefenen, onder meer door hem naar trainingen en wedstrijden te brengen. De rechtbank kan de moeder niet dwingen [minderjarige] naar wedstrijden en trainingen te brengen, maar acht het wel in zijn belang dat hij zo veel mogelijk onderdeel uitmaakt van het team. Daar hoort ook bij dat hij niet slechts om de week een wedstrijd speelt, maar dat hij iedere week mee kan doen. De rechtbank gaat er van uit dat de moeder [minderjarige] hiertoe in de gelegenheid zal stellen.
Hulpverlening
Ter zitting is met de aanwezigen uitvoerig gesproken over de in te zetten hulpverlening. Beide ouders hebben een andere kijk op de aanpak van de problematiek. De vader heeft gesteld niet tegen hulp voor [minderjarige] te zijn in de vorm van speltherapie of psychomotore therapie, maar van mening te zijn dat het zwaartepunt van de hulpverlening bij de ouders zelf zou moeten liggen. Hij is bereid om samen met de moeder een traject in te gaan, ter verbetering van de onderlinge communicatie. Ter zitting heeft de moeder desgevraagd aangegeven niet onvoorwaardelijk open te staan voor een traject dat gericht is op verbetering van de communicatie tussen de ouders. Zij wil daar alleen aan meewerken als [minderjarige] eerst wordt behandeld en als uit deze behandeling volgt dat hulp voor de ouders aangewezen is. Het gaat slecht met [minderjarige] en zijn behandeling moet voorop staan, aldus de moeder.
Alhoewel er geen verzoeken voorliggen omtrent de in te zetten hulpverlening, merkt de rechtbank hier wel het volgende over op. Uit het NIFP-onderzoek is gebleken dat de jarenlange strijd tussen de ouders, alsmede hun gebrek aan vertrouwen en slechte communicatie, op negatieve wijze van invloed is op [minderjarige] . De strijd vormt derhalve het onderliggende probleem en alleen door aanpak van die problematiek kan de situatie voor [minderjarige] écht verbeteren. Met JbW en de heer [naam psycholoog] is de rechtbank dan ook van oordeel dat ouders zich – wederom – zullen moeten inzetten om uit deze strijd te komen. Een hulpverleningstraject via de SCHIP-methode lijkt hiertoe passend. In afwachting van dit traject zal er sprake moeten zijn van parallel ouderschap waarbij de communicatie door een neutrale derde zal worden begeleid, zodat [minderjarige] zo min mogelijk belast wordt.
Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat [minderjarige] in eerste instantie geobserveerd en zo mogelijk behandeld wordt door een professionele gedragsdeskundige die inzicht heeft in complexe scheidingen. De rechtbank geeft JbW in overweging zich nogmaals te wenden tot De Jutters met een hulpvraag, onder overlegging van het NIFP-rapport en deze beschikking. De huidige impasse zal ergens doorbroken moeten worden, door de hulpverlening op een van de fronten op te starten. Ook dringt de rechtbank er bij JbW op aan voortvarend te werk gaan bij de inzet van de hulpverlening voor zowel [minderjarige] als de ouders, zo nodig en zo mogelijk door het geven van schriftelijke aanwijzingen (al dan niet met een gelijktijdig verzoek tot bekrachtiging door de kinderrechter).
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling zoals door beide ouders verzocht en zal de proceskosten dan ook compenseren zoals hierna vermeld.
Overig
De overige voorliggende verzoeken – te weten de verzoeken van de moeder om te bepalen dat de griffier een afschrift van de uitspraak zal zenden aan het openbaar register en het verzoek van de moeder om een verhoor van de heer [naam psycholoog] te bevelen – zullen bij gebrek aan belang worden afgewezen.

BeslissingDe rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 15 juli 2015 –:

bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] bij de vader zal zijn:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school, alsmede wekelijks van maandag uit school tot woensdag naar school;
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te verdelen, waarbij de vakanties aanvangen en eindigen op zaterdag om 10.00 uur;
verleent vervangende toestemming aan de vader, die de toestemming van de moeder vervangt, om [minderjarige] in te kunnen schrijven bij voetbalclub [naam voetbalclub] , althans een andere voetbalclub;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af;
bepaalt dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, mr. J.T.W. van Ravenstein en mr. J.C. Sluymer, kinderrechters, bijgestaan door mr. F.W. Zalm als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2019.