Op 29 april 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen kinderrechter mr. P.M.E. Bernini. Verzoeker had drie wrakingsgronden ingediend, waaronder de weigering van de rechter om getuigen te horen en het niet aannemen van bewijsstukken. Na de zitting op 17 april 2019, waar de kinderrechter een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling behandelde, diende verzoeker een schriftelijke aanvulling in met vijftien extra wrakingsgronden. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden onvoldoende onderbouwd waren en dat de procedurele beslissing van de kinderrechter geen grond voor wraking vormde. Bovendien werden de extra gronden als te laat ingediend beschouwd en niet in de beoordeling betrokken. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte om zijn zin te krijgen, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaken niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.