ECLI:NL:RBDHA:2019:5076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
C/09/572280 / KG RK 19-637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kinderrechter wegens onvoldoende onderbouwing en misbruik van wrakingsinstrument

Op 29 april 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen kinderrechter mr. P.M.E. Bernini. Verzoeker had drie wrakingsgronden ingediend, waaronder de weigering van de rechter om getuigen te horen en het niet aannemen van bewijsstukken. Na de zitting op 17 april 2019, waar de kinderrechter een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling behandelde, diende verzoeker een schriftelijke aanvulling in met vijftien extra wrakingsgronden. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden onvoldoende onderbouwd waren en dat de procedurele beslissing van de kinderrechter geen grond voor wraking vormde. Bovendien werden de extra gronden als te laat ingediend beschouwd en niet in de beoordeling betrokken. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte om zijn zin te krijgen, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaken niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/27
zaak- /rekestnummer: C/09/572280 / KG RK 19/637
Beslissing van 29 april 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P.M.E. Bernini,
kinderrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kinderrechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
  • [belanghebbende] , bijgestaan door raadsvrouw mr. M.T. Wernsen;
  • de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de William Schrikker Stichting).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 17 april 2019 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het schriftelijk wrakingsverzoek van verzoeker zoals ter zitting overgelegd;
- de schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek van verzoeker van na de zitting van 17 april 2019;
- de schriftelijke reactie van de kinderrechter van 18 april 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 29 april 2019 zijn verschenen:
- verzoeker;
- mr. M.T. Wernsen, raadsvrouw van de belanghebbende [belanghebbende] .
De kinderrechter en de William Schrikker Stichting hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kinderrechter in de zaken met de nummers C/09/569211/JE/RK 19-514 en C/09/572109/JE/RK 19-906.
Op 17 april 2019 heeft de kinderrechter tijdens een zitting een verzoek van de William Schrikker Stichting strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling en tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige dochter van verzoeker behandeld. Voorts is het verzoek van verzoeker strekkende tot vervanging van de William Schrikker Stichting, alsmede het verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing behandeld.
Ter zitting wilde verzoeker tot tweemaal toe als bewijs dat de veiligheid van zijn minderjarige dochter in het gezinshuis niet gewaarborgd kan worden een DVD met videobeelden en geluidsopnames aan de kinderrechter over leggen. De kinderrechter heeft geweigerd deze in ontvangst te nemen.
Hierop heeft verzoeker de kinderrechter gewraakt en een schriftelijk stuk overgelegd met de gronden van zijn wrakingsverzoek. Een afschrift van het schriftelijk stuk is als bijlage aan het proces-verbaal van de zitting van 17 april 2109 gehecht.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
Het schriftelijk stuk van verzoeker dat als bijlage aan het proces-verbaal van de zitting van 17 april 2109 is gevoegd, betreft een lijst met wrakingsgronden die aangekruist kunnen worden. Verzoeker heeft op die lijst de navolgende wrakingsgronden aangekruist:
  • weigering rechter om getuigen te horen en de motivering daarvan;
  • rechter neemt bewijsstukken niet aan;
  • rechter heeft stukken onvoldoende bestudeerd.
De schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek van verzoeker van 17 april 2019
betreft hetzelfde stuk. In het stuk zijn vijftien extra wrakingsgronden aangekruist en zijn enkele penaantekeningen toegevoegd.
2.3.
De kinderrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer overweegt als volgt.
Weigering rechter om getuigen te horen en de motivering daarvan en rechter heeft stukken onvoldoende bestudeerd.
De wrakingskamer acht de door verzoeker aangevoerde gronden onvoldoende onderbouwd. Uit het proces-verbaal van de zitting van 17 april 2019 is onvoldoende gebleken dat de kinderrechter heeft geweigerd getuigen te horen of dat zij de stukken onvoldoende heeft bestudeerd. Voorts heeft verzoeker onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Daarom wordt het verzoek op die gronden afgewezen.
Rechter neemt bewijsstukken niet aan
De wrakingskamer overweegt dat het gaat om een procedurele beslissing en dat dergelijke beslissingen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, indien (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Hetgeen verzoeker in dit verband heeft gesteld, levert geen aanwijzing op die tot dat oordeel zou moeten leiden. Daarbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat verzoeker in zijn verweerschrift dat hij ruim een week voor de zitting van 17 april 2109 heeft ingediend, zijn standpunt uitvoerig en voorzien van beeldmateriaal aan de kinderrechter heeft toegelicht. Het wrakingsverzoek wordt dan ook op die grond afgewezen.
De overige 15 wrakingsgronden die in de schriftelijke aanvulling van verzoeker zijn aangekruist, alsmede de daarbij opgenomen penaantekeningen.
De wet schrijft voor dat alle wrakingsgronden tegelijk worden voorgedragen. Het doel van dit voorschrift is dat onnodige vertraging wordt voorkomen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het wrakingsverzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De door verzoeker aangevoerde nadere gronden waren hem echter al vóór indiening van het wrakingsverzoek bekend. Deze later aangevoerde gronden zijn daarom te laat ingediend en worden niet in de beoordeling betrokken.
3.3.
Verzoeker gebruikt (mede) het (dreigen met en) inzetten van wraking om zijn zin te krijgen. Dat dit weinig tot niets met het optreden van de kinderrechter te maken kan hebben gehad, blijkt wel uit het feit dat verzoeker het wrakingsverzoek al mee had genomen naar de zitting en dat de wrakingsgronden in de vorm van een “kruisjesformulier” in zijn wrakingsverzoek stonden vermeld. Dat verzoeker niet krijgt wat hij als zijn recht ziet, betekent echter niet dat de rechter partijdig is of de schijn daarvan heeft gewekt. De wrakingskamer is van oordeel dat in dit geval sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. Daarom bepaalt de wrakingskamer dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaken niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedures wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen;
4.4
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de kinderrechter;
• de belanghebbenden [belanghebbende] , p/a mr. M.T. Wernsen, en de William Schrikker Stichting.
Deze beslissing is gegeven door mr. T.A. de Hek, voorzitter, mr. H.W. Vogels en mr. S.M. Krans, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in openbaar uitgesproken op 29 april 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.