ECLI:NL:RBDHA:2019:5031
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een Belgisch strafvonnis in Nederland
In deze zaak vorderde de eiser, een Nederlander die in België was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, schorsing van de tenuitvoerlegging van het Belgische strafvonnis in Nederland. De eiser stelde dat er schendingen hadden plaatsgevonden in het strafrechtelijk onderzoek en de berechting in België, en dat hij geen eerlijk proces had gekregen. De rechtbank heeft de procedure en de feiten rondom de veroordeling in België uitvoerig besproken, inclusief de rol van de Nederlandse autoriteiten en de erkenning van het Belgische vonnis onder de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS). De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen gronden waren om de tenuitvoerlegging van de straf op te schorten, aangezien de erkenning van het vonnis rechtsgeldig was en de eiser niet had aangetoond dat de erkenning en tenuitvoerlegging in strijd met de WETS was. De vorderingen van de eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.