3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1
Op 26 juni 2018 te Zoetermeer verlaat de verdachte de telefoonwinkel van aangever
[slachtoffer 2] zonder te betalen omdat hij het niet eens is met de reparatie van zijn mobiele telefoon. De verdachte rent weg en aangever gaat achter hem aan. Op een gegeven moment krijgt aangever de verdachte te pakken en houdt hij hem stevig vast. Aangever zegt tegen de verdachte dat hij is aangehouden.
De verdachte verzet zich. Hij roept dat aangever hem moet loslaten en volgens aangever geeft de verdachte hem een vuistslag in zijn gezicht en grijpt hij aangever bij zijn keel.
Aangever verklaart dat hij de verdachte vervolgens twee klappen heeft gegeven om zijn verzet te staken.
De verdachte verklaart dat hij inderdaad is weggerend zonder te betalen, dat aangever hem op een gegeven moment vastpakte en dat hij toen heeft gezegd dat hij hem moest loslaten, maar dat aangever hem bij de keel pakte en op de grond gooide en hem, toen hij op de grond lag, meerdere keren heeft geslagen. Ook is aangever bovenop de verdachte gaan zitten.
De verdachte laat verbalisant diverse verwondingen zien, zoals weergeven op pagina 65 tot en met 67 van het dossier. De verdachte verklaart geprobeerd te hebben aangever van zich af te duwen en zijn handen voor zijn hoofd te hebben gehouden om de klappen tegen te houden.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat aangever gepast geweld mocht gebruiken om de verdachte vast te houden teneinde hem aan de politie te kunnen overdragen. De verdachte had immers de winkel van aangever verlaten zonder voor de reparatie van zijn mobiele telefoon te betalen.
Gelet op het letsel van de verdachte, zoals weergegeven in het dossier, is de rechtbank echter van oordeel dat het door aangever gebruikte geweld niet gepast was.
De verdachte mocht zich dan ook verdedigen tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangever. Hij heeft geprobeerd aangever weg te duwen en daarbij kan hij tegen de keel van aangever hebben geduwd. Dat de verdachte aangever ook een vuistslag zou hebben gegeven, blijkt niet uit het dossier en ook wordt ook niet door het letsel van aangever ondersteund. De reactie van de verdachte voldoet aan de vereisten van een noodzakelijke verdediging. Het beroep op noodweer wordt dan ook gehonoreerd.
Met de term ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht wordt mede de wederrechtelijkheid van de gedraging tot uitdrukking gebracht. Onder mishandeling wordt daarom verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, zonder dat daartoe een rechtvaardigingsgrond bestaat.
Nu de rechtbank van oordeel is dat aannemelijk is dat de verdachte het door hem gepleegde geweld in noodweer heeft gepleegd, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht dat de verdachtes ten laste gelegde gedraging wederrechtelijk is gepleegd en als ‘mishandelend’ kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van feit 1.
Feit 2
De rechtbank zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft ter zitting bekend dit feit te hebben gepleegd.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 2 mei 2019;
- een proces-verbaal van aangifte van 23 juni 2018, met bijlagen, opgenomen in
het dossier met het nummer PL1500-2018166552-1, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 3] (p. 46-50);
- een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] van 27 juni 2018, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500- 2018166552-2 (p. 51-53);
- een geschrift, te weten medische informatie van 26 juni 2018, opgesteld door
[naam] , KNO-arts in het [ziekenhuis] te Zoetermeer (p. 54);
- een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 27 juni 2018, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2018166552-4 (p. 55-56);
- een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 27 juni 2018, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2018166552-3 (p. 57-58).
Nadere (bewijs)overweging
De verdachte heeft ter zitting verklaard aangever [slachtoffer 3] met gebalde vuist op zijn neus te hebben geslagen en hem bij zijn blouse te hebben gepakt en heen en weer te hebben geduwd.
Gelet op de aangifte en de verklaring van de getuige [slachtoffer 1] , de ex-vriendin van de verdachte, acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte aangever meerdere malen tegen zijn borst heeft geslagen. Voor het onderdeel van de tenlastelegging waarin staat vermeld dat de verdachte aangever bij zijn keel zou hebben gegrepen, zit in het dossier onvoldoende bewijs. De rechtbank zal de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Dat de ex-vriendin van de verdachte hem die dag tot de mishandeling van aangever [slachtoffer 3] zou hebben aangezet, zoals de verdachte ook heeft verklaard, acht de rechtbank
- gelet op genoemde verklaring van [slachtoffer 1] , maar ook op de verklaring van [getuige 1] - niet aannemelijk.
De rechtbank acht feit 2 minus het onderdeel ‘bij de keel te grijpen’ bewezen.
Feit 3
Op 26 maart 2018 doet [slachtoffer 1] aangifte van mishandeling. Zij heeft aangegeven in de periode dat zij met de verdachte een relatie had diverse malen te zijn mishandeld.
Op 27 juni 2018 doet zij nogmaals aangifte.In deze laatste aangifte heeft zij aangegeven dat zij op 26 juni 2018, maar ook op 16 juni 2018 door de verdachte is mishandeld.
Op 26 juni 2018 heeft de verdachte haar met zijn voet weggeduwd, tegen haar buik getrapt en haar daarna bij haar keel gepakt en in haar keel geknepen. Na ongeveer 10 seconden liet hij haar los en duwde hij haar tegen de grond, aldus aangeefster
Anderhalve week eerder, op 16 juni 2018 heeft de verdachte haar ook met beide handen bij de keel gepakt en haar keel dicht geknepen, waardoor zij amper lucht kreeg. Hij tilde aangeefster ook op, waardoor haar voeten van de grond los kwamen.
Toen aangeefster even later los was en naar huis liep, kreeg zij een paniekaanval.
Zij is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Op 16 juni 2018 was getuige [getuige 1] ook aanwezig. Hij hoorde verdachte en aangeefster ruziën over geld en zag dat de verdachte aangeefster met beide handen bij de keel greep. Hij zag dat de verdachte aangeefster een klein stukje van de grond optilde. Hij denkt dat het ongeveer een seconde duurde en zag dat de verdachte aangeefster daarna gelijk weer losliet. Toen de getuige aangeefster omstreeks 22.30 uur appte hoe het maar haar ging, antwoordde zij dat ze in het ziekenhuis lag door een hyperventilatie aanval.
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting ontkend aangeefster te hebben mishandeld.
De verdachte heeft verklaard dat aangeefster boos op hem was omdat de relatie uit was en dat zij daarom aangifte heeft gedaan. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij en aangeefster veel ruzie hadden en vaak blowden. Wat betreft 16 juni 2018 heeft de verdachte ter zitting verklaard dat aangeefster erg dronken was en dat hij haar alleen wilde helpen.
De verdachte heeft verklaard aangeefster wel te hebben geduwd, maar haar niet bij haar keel te hebben gepakt. Dat aangeefster in het ziekenhuis is opgenomen vanwege een paniekaanval heeft de verdachte ook gehoord. Volgens de verdachte is dit gekomen omdat [getuige 1] en hij aangeefster alleen achter lieten en niet doordat hij haar bij de keel zou hebben gepakt.
Van de zijde van de verdediging is gesteld dat wordt getwijfeld aan de geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] nu zij en de verdachte een heftige relatie hadden, die regelmatig aan en dan weer uit was, en zij ook tegen de verdachte heeft gezegd dat zij de aangifte uit wraak heeft gedaan, maar hem niet meer kon intrekken.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangeefster wellicht niet op alle punten betrouwbaar is, doch dat wat betreft het gebeurde op 16 juni 2018, de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van aangeefster als betrouwbaar moet worden aangemerkt. Getuige [getuige 1] was bij het incident aanwezig en heeft de verklaring van aangeefster bevestigd. Dat aangeefster later die avond na een paniekaanval in het ziekenhuis is beland, geeft naar het oordeel van de rechtbank aan hoeveel invloed het incident op haar heeft gehad.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte aangeefster op een tijdstip in de periode van 16 februari 2018 tot en met 26 juni 2018 heeft mishandeld door haar bij de keel te pakken en bij de keel op te tillen. Het bedoelde tijdstip is 16 juni 2018.