ECLI:NL:RBDHA:2019:4943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
C/09/547297 / HA ZA 18-139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van weduwnaar tot medewerking aan levering van woning aan ex-partner van overleden vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de gezamenlijke erfgenamen van [A]. De zaak betreft de verplichting van de weduwnaar, [eiser], om mee te werken aan de levering van het aandeel van zijn overleden partner, [A], in een woning aan de ex-partner van [A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] en [A] een affectieve relatie hadden en samen een woning bezaten. Na het overlijden van [A] heeft de weduwnaar [X], de enige erfgenaam van [A], verzocht om medewerking aan de levering van het aandeel in de woning. [X] weigerde echter mee te werken, wat leidde tot deze procedure.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 30 mei 2012 al een verdeling vastgesteld, waarbij de woning en de bijbehorende hypothecaire lening aan [eiser] zijn toegedeeld. De rechtbank oordeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit deze verdeling zijn overgegaan op [X] als erfgenaam van [A]. De rechtbank heeft geoordeeld dat [X] verplicht is om mee te werken aan de levering van de woning aan [eiser]. Indien [X] niet binnen twee maanden na betekening van het vonnis meewerkt, zal het vonnis in de plaats komen van een leveringsakte, conform artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek.

In reconventie hebben de erven van [A] een vordering ingesteld tegen [eiser] voor betaling van een bedrag van € 62.735, maar deze vordering is afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiser] geen ongerechtvaardigde verrijking heeft verkregen en dat de verplichtingen uit de levensverzekering en hypothecaire lening reeds zijn afgewikkeld in de eerdere verdeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/547297 / HA ZA 18-139
Vonnis van 30 januari 2019
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. L.C.H. Karstanje te [plaats 1] ,
tegen
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN [A]te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.M.J. Winters te Joppe, gemeente Lochem.
Eisende partij zal hierna [eiser] worden genoemd en gedaagde partij [de gezamenlijke erven] dan wel [X] , die de enige erfgenaam van [A] is.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 januari 2018;
  • de akte van 4 april 2018 namens [eiser] , met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5;
  • het tussenvonnis van 30 mei 2018, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 december 2018, met de daarin vermeldde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld correcties van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. [X] heeft bij B16-formulier van 1 januari 2019 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Dit formulier maakt deel uit van het procesdossier en het vonnis wordt gewezen met inachtneming van dit formulier, voor zover het correcties van feitelijke aard betreft.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [A] hebben een affectieve relatie gehad. Tijdens deze relatie hebben zij een woning gekocht aan de [adres] (hierna: de woning). [eiser] en [A] zijn ieder voor de helft eigenaar van de woning geworden. In verband met de aanschaf van de woning zijn partijen met een geldverstrekker een hypothecaire geldlening overeengekomen welke op enig moment is ondergebracht bij Florius hypotheken. De lening was aflossingsvrij. Per 31 december 2009 bedroeg de lening € 125.077,94.
2.2.
Naast de lening hebben partijen ook op beider naam een levensverzekering afgesloten bij Royal Nederland. De opbrengst van de levensverzekering hadden zij verpand aan Florius hypotheken. Op het door Royal Nederland verstrekte polisblad, gedateerd 22 juli 1997, stond [eiser] vermeld als verzekeringnemer en [A] als medeverzekeringnemer. Op dit polisblad is verder het volgende vermeld:

Verzekerde dekkingen:
276.500,00: aanwezig op 01/08/2027, indien beide verzekerden op deze datum in leven zijn; of:
267.500,00: direct uit te keren na het eerst plaatsvindend overlijden van de verzekerde of van de medeverzekerde, indien dit geschiedt voor 01/08/27.
Deze levensverzekering is op enig moment ondergebracht bij Allianz Nederland Levensverzekering N.V. (hierna: Allianz).
2.3.
Op enig moment hebben [eiser] en [A] hun relatie beëindigd. Bij dagvaarding van 19 juli 2010 heeft [A] [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Den Haag. In een eindvonnis van 30 mei 2012 heeft deze rechtbank onder meer het volgende bepaald:

2.10. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en met inachtneming van de eerder in deze zaak uitgesproken tussenvonnissen zal de rechtbank de verdeling vaststellen in die zin dat de navolgende zaken worden toegedeeld aan [eiser] :
1. het woonhuis (…) te [adres] (…), zulks onder de verplichting voor [eiser] om de op deze woning rustende hypothecaire geldlening bij Florius hypotheken, zijnde een aflossingsvrije schuld (Allianz Hypotheekplan nummer [nummer] ) voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen; en
2. de levensverzekering bij Allianz LV (polisnummer [polisnummer] );
2.11.
De rechtbank gaat ervan uit dat [eiser] ervoor zal zorgdragen dat genoemde goederen op zijn naam zullen worden gesteld en dat [A] daaraan haar medewerking zal verlenen. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat [eiser] daadwerkelijk voldoet aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de lening en de levensverzekering en dat hij [A] zal vrijwaren voor het geval zij tot betaling hiervan wordt aangesproken.
2.12.
Daarbij zal de rechtbank [A] na verrekening van hetgeen partijen uit hoofde van deze procedure over en weer jegens elkaar verschuldigd veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van €4.721,17.”
In het dictum van het vonnis is het volgende opgenomen:

3.1. stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als
overwogen in rechtsoverweging 2.10,
3.2.
verstaat dat partijen hun medewerking zullen verlenen aan de levering van de in de verdeling betrokken goederen en dat [eiser] [A] vrijwaart voor het geval zij wordt aangesproken tot betaling uit hoofde van de onder 2.10 genoemde hypothecaire lening of levensverzekering.
3.3.
veroordeelt [A] na verrekening van hetgeen partijen over en weer krachtens deze procedure jegens elkaar verschuldigd zijn tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 4.721,17,
2.4.
Nadat het vonnis was uitgesproken heeft [A] het bedrag van € 4.721,17 aan [eiser] betaald. Haar aandeel in de woning heeft [A] nooit aan [eiser] geleverd. [eiser] was niet in staat [A] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de geldlening te ontslaan, onder meer omdat hij geen baan had. Ook de tenaamstelling van de levensverzekering is niet gewijzigd. Wel heeft [eiser] in ieder geval vanaf de datum van het vonnis alle kosten verbonden aan de woning, de rente van de hypothecaire lening en de premies voor de levensverzekering betaald.
2.5.
[A] is op [datum overlijden] overleden. Zij was inmiddels getrouwd met [X] . Hij is haar enige erfgenaam.
2.6.
Naar aanleiding van het overlijden van [A] heeft Allianz een bedrag van € 125.470 (zijnde het bedrag in euro’s dat overeenkomt met het verzekerde bedrag van
f267.500) uitgekeerd onder de levensverzekering. Dit bedrag is direct betaald aan Florius als pandhouder en hiermee is de hypothecaire lening in zijn geheel afgelost.
2.7.
[eiser] heeft [X] in zijn hoedanigheid van erfgenaam aangeschreven om mee te werken aan de levering van het deel van [A] in de woning aan [eiser] . [X] heeft hieraan niet meegewerkt.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van de erven van [A] om te horen verklaren dat indien de erven van [A] hun medewerking niet verlenen aan de levering aan [eiser] van het onverdeeld aandeel in de woning aan de [adres] binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, dit dictum in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de erven; een en ander met veroordeling van de erven van [A] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. De verplichting van [A] om uitvoering te geven aan het vonnis van de rechtbank van 30 mei 2012 is onder algemene titel overgegaan op [X] als enig erfgenaam van [A] . [X] heeft echter tot op heden geweigerd uitvoering te geven aan de inhoud van het vonnis. Derhalve heeft [eiser] er recht op en belang bij dat hij aan de rechtbank vraagt op de voet van artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de beslissing te nemen dat het vonnis in de plaats komt van een leveringsakte. [eiser] hoeft niet in een onverdeelde boedel te zitten.
in reconventie
3.3.
De erven van [A] vorderen, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 62.735, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2016, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
De erven van [A] leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag. Er heeft nog immer geen verdeling en levering plaatsgevonden van de woning aan [eiser] , omdat er niet is voldaan aan de constitutieve vereisten daarvoor van een notariële akte en inschrijving in de openbare registers. Ook is de kapitaalsverzekering en / of de overlijdensrisicoverzekering nooit verdeeld en geleverd. Dit betekent dat [X] als enig erfgenaam van [A] gerechtigd is tot de helft van het door Allianz uitgekeerde bedrag na het overlijden van [A] .
Er is sprake van ongerechtvaardigde verrijking van [eiser] en [X] maakt aanspraak op de door hem dientengevolge geleden schade van € 62.375. Bovendien heeft [eiser] onrechtmatig gehandeld door niet te melden dat Allianz een bedrag had uitbetaald en door niet aan [X] de helft van dit bedrag te betalen.
in conventie en in reconventie
3.5.
Partijen voeren over en weer verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In het vonnis van 30 mei 2012 heeft de rechtbank de verdeling van de tussen [eiser] en [A] bestaande gemeenschap vastgesteld. Daarbij is de woning en de daarbij behorende hypothecaire lening en levensverzekering aan [eiser] toegedeeld.
De verdeling is tot stand gekomen door deze rechterlijke uitspraak. Tegen het vonnis van 30 mei 2012 is geen hoger beroep ingesteld, zodat die in kracht van gewijsde is gegaan.
4.2.
In literatuur en rechtspraak wordt gediscussieerd over het antwoord op de vraag wat de gevolgen zijn van een door de rechter uitgesproken verdeling. Niet in geschil is dat deze verdeling in ieder geval obligatoire werking heeft. Dit betekent dat in de onderlinge verhouding tussen [eiser] en [A] vanaf de datum van het vonnis van 30 mei 2012 [eiser] gerechtigd was tot de woning en aan hem de rechten voortvloeiende uit de levensverzekering en de hypothecaire lening toekwamen en dat hij ten opzichte van [A] verplicht was de schulden voortvloeiende uit de levensverzekering en de hypothecaire lening te voldoen. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] altijd aan die verplichtingen heeft voldaan.
4.3.
[X] heeft zich onder meer erop beroepen dat [eiser] in het petitum van de dagvaarding heeft opgenomen dat sprake is van een onverdeelde gemeenschap en dat [eiser] dus ervan uitgaat dat de gemeenschap die bestond tussen [eiser] en [A] nog verdeeld moet worden. Dit verweer wijst de rechtbank af, omdat uit de dagvaarding zelf duidelijk blijkt dat [eiser] zich beroept op het vonnis van 30 mei 2012 waarin de rechtbank de verdeling heeft vastgesteld.
4.4.
[X] heeft voorts aangevoerd dat de levensverzekering uit twee onderdelen bestaat: een gedeelte levensverzekering en een gedeelte risicoverzekering. Ten tijde van de verdeling hebben partijen zich dit niet gerealiseerd en hebben zij het risicogedeelte onverdeeld gelaten. Dit betekent dat [X] nog steeds mede-eigenaar is van het risicogedeelte en dat aan hem derhalve de helft van het bedrag toekomt dat is uitgekeerd op het moment dat het risico zich heeft gemanifesteerd door het overlijden van [A] , aldus nog steeds [X] .
Ook dit verweer wijst de rechtbank af. Zij is van oordeel dat geen splitsing kan worden aangebracht in de polis. Ten tijde van de verdeling is de waarde van de gehele polis vastgesteld en dit bedrag is meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de vordering/schuld uit overbedeling. Aldus heeft [eiser] op dat moment met [A] afgerekend ten aanzien van de polis en zijn, in de onderlinge verhouding tussen hem en [A] , op hem de rechten en plichten uit de polis overgegaan. Hij was dan ook gerechtigd op de uitkering op het moment dat zich één van de verzekerde risico’s voordeed. De omstandigheid dat de levensverzekering nog niet alleen op zijn naam was overgeschreven, waardoor [A] nog steeds als medegerechtigde was vermeld in de polis, maakt dit oordeel niet anders. Dit is een ongelukkige omstandigheid voor [X] . [eiser] , die niet langer met [A] verbonden was, behaalt hierdoor immers een voordeel door haar overlijden. Dit is echter een ongelukkige omstandigheid die niet juridisch doorwerkt omdat met de verdeling door het vonnis van 30 mei 2012 al de voor- en nadelen van de polis bij [eiser] terecht waren gekomen.
4.5.
Ook het beroep van [X] op ongerechtvaardigde verrijking wijst de rechtbank af. Dit beroep kan alleen opgaan indien [eiser] ten koste van [A] was verrijkt. Ook hiervoor geldt echter dat [eiser] en [A] al in 2012 met elkaar hebben afgerekend en haar vanaf dat moment niets meer toekwam uit de verzekering. Bovendien heeft [eiser] vanaf 2012 ook de premies voor de levensverzekering betaald.
Het beroep op dwaling dat [X] nog heeft gedaan tijdens de comparitie van partijen wordt eveneens afgewezen, omdat [X] niet heeft toegelicht wat die dwaling dan precies inhoudt.
4.6.
Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat de erven van [A] in de persoon van [X] , verplicht zijn mee te werken aan de levering van de woning aan [eiser] en dat [X] hieraan geen nadere voorwaarden mag stellen.
4.7.
In overeenstemming met hetgeen is gevorderd zal de rechtbank bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van een leveringsakte indien [X] niet meewerkt aan het passeren van deze akte. Op dit punt heeft [X] immers geen specifiek verweer gevoerd. Wel zal zij de termijn bepalen op twee maanden na betekening van dit vonnis.
in reconventie
4.8.
Gelet op de overwegingen in conventie dient in reconventie te worden geconcludeerd dat [X] geen recht heeft op de helft van het bedrag dat Allianz heeft uitgekeerd en waarmee de hypothecaire lening is afgelost. De vordering in reconventie zal dan ook worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.9.
In de omstandigheid dat deze procedure in wezen een geschil over de verdeling van een samenleving tussen twee ex-partners betreft, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen in conventie en in reconventie te compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
veroordeelt de erven van [A] , in de persoon van [X] , om medewerking te verlenen aan de levering van woning aan de [adres] aan [eiser] ;
5.2.
bepaalt dat als de erven van [A] niet binnen twee maanden na de betekening van dit vonnis aan de levering als bedoeld onder 5.1. hebben meegewerkt, dit vonnis in de plaats komt van de leveringsakte als bedoeld in artikel 3:300 BW;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 1958