Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
verzekeringsgeneeskundige rapportage van 24 mei 2018 van het UWVis onder meer vermeld:
BetreftEen verzekeringsgeneeskundige onderzoek in het kader van de wet WIA.EWT: 27-06-2018(…)
rapport arbeidsdeskundig onderzoek van 15 juni 2018is onder meer het volgende vermeld:
“
Aanleiding
verklaring van de bedrijfsarts van 9 augustus 2018is onder meer het volgende vermeld:
“
Gegeven adviezen aan en gemaakte afspraken met de medewerkerBetrokkene is ruim 2 jaar arbeidsongeschikt voor eigen of vervangend werkzaamheden. Inmiddels heeft WIA keuring plaatsgevonden en betrokkene wordt ingedeeld in de WGA percentage 46%.In antwoord op uw vraag naar prognose in de komende half jaar het volgende:Het valt niet te verwachten dat betrokkene binnen 30 weken voldoende zal zijn hersteld om de bedongen arbeid al dan niet in aangepast vorm te hervatten.”
17 augustus 2018 een ontslagaanvraaggebaseerd op langdurige arbeidsongeschiktheid van werknemer, bij het UWV ingediend.
UWVheeft bij
besluit van 18 september 2018aan de werkgever toestemming gegeven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. In de Beslissing op ontslagaanvraag van 18 september 2018 is onder meer vermeld:
Herstel voor eigen (aangepaste) functieUit uw toelichting bij de ontslagaanvraag en uit de verklaring van de bedrijfsarts van 9 augustus 2018 blijkt dat niet wordt verwacht dat werknemer de komende 26 weken inzetbaar zal zijn voor het verrichten van de bedongen arbeid al dan niet in aangepaste vorm.
brief van 28 september 2018opgezegd met ingang van 1 januari 2019. Werkgever heeft aan werknemer een transitievergoeding en eindafrekening betaald.
verzekeringsgeneeskundige rapportage van 15 februari 2019is onder meer vermeld:
“Conclusie
brief van 1 maart 2019 van het UWVis onder meer vermeld:
3.Het verzoek
primairom werkgever te veroordelen de arbeidsovereenkomst met haar te herstellen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2019 of een andere door de kantonrechter te bepalen datum, en
subsidiairom ten laste van werkgever aan werknemer toe te kennen een billijke vergoeding van € 60.000,- althans een in goede justitie te bepalen billijke vergoeding en
primair en subsidiairwerkgever te verplichten de arbeidsovereenkomst met haar te herstellen onder verbeurte van een dwangsom en werkgever te verplichten om aan werknemer te voldoen het achterstallig salaris vermeerderd met de vakantiebijslag en overige emolumenten en te verhogen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging en
primair, subsidiair en meer subsidiairwerkgever te veroordelen in de proceskosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
de verwachtingis dat de medische situatie van werknemer op korte termijn, binnen 6 tot 9 maanden, wezenlijk zal verbeteren en dat de functionele zullen toenemen. De kantonrechter stelt verder vast dat uit de conclusie van de rapportage van 15 februari 2019 volgt dat de benutbare mogelijkheden van werknemer ten opzichte van eerder onderzoek niet zijn gewijzigd. Dit leidt tot de conclusie dat de verwachting van 24 mei 2018 volgens het rapport van 15 februari 2019, hoe spijtig ook voor werknemer, geen werkelijkheid is geworden. De kantonrechter wijst er voorts op dat in het rapport van 15 februari 2019 onder 4.3. is weergegeven dat de visie van werknemer zelf is dat zij zich volledig arbeidsongeschikt acht voor alle werkzaamheden. Werknemer heeft geen andere stukken overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat haar medische situatie en haar benutbare mogelijkheden in de drie laatste maanden of daarna zijn verbeterd. De kanontrechter gaat er dus vanuit dat de medische situatie en benutbare mogelijkheden van werknemer in de laatste periode van haar re-integratie en ook daarna gelijk zijn gebleven.