Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening heeft aangevraagd op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Het verzoek was gericht tegen de geplande ontruiming van haar woning door Stichting Woonbron, die op 9 mei 2019 zou plaatsvinden. Verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, heeft aangegeven dat zij een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend en dat haar financiële situatie stabiel is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontruiming niet op de juiste wijze was aangekondigd aan de bewindvoerder, wat zwaar meeweegt in de afweging van belangen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoekster om in haar woning te blijven zwaarder wegen dan het belang van Woonbron bij ontruiming. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen voor een termijn van zes maanden, totdat de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft ook bepaald dat de lopende huurtermijnen moeten worden voldaan en dat de voorziening vervalt na 24 oktober 2019.