ECLI:NL:RBDHA:2019:4700
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid
Op 7 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij verzoekster een verzoek indiende tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Dit verzoek was gericht tegen Stichting WoonInvest, die de ontruiming van de woning van verzoekster had aangezegd. De ontruiming was gepland op 14 mei 2019. Verzoekster bevond zich in een problematische schuldsituatie en hoopte met het verzoek een adempauze te creëren om een regeling met haar schuldeisers te treffen.
De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verzoekster eerder, op 6 juli 2017, onder de schuldsaneringsregeling heeft gestaan, welke regeling voortijdig is beëindigd. Volgens artikel 288, tweede lid, onder d, van de Faillissementswet kan een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling worden afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. Aangezien dit in het geval van verzoekster het geval was, werd het verzoek tot schuldsanering afgewezen.
Hierdoor was het ook duidelijk dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet zou slagen, omdat het doel van de voorziening niet bereikt kon worden. De rechtbank heeft verzoekster daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om toewijzing van de voorlopige voorziening. De uitspraak werd gedaan door rechter R.G.C. Veneman en vond plaats in het openbaar, in aanwezigheid van griffier S.S.R. Pool.