ECLI:NL:RBDHA:2019:4700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
10 mei 2019
Zaaknummer
C/09/573236 / FT RK 19/689 en C/09/573237 / FT RK 19/690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid

Op 7 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij verzoekster een verzoek indiende tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Dit verzoek was gericht tegen Stichting WoonInvest, die de ontruiming van de woning van verzoekster had aangezegd. De ontruiming was gepland op 14 mei 2019. Verzoekster bevond zich in een problematische schuldsituatie en hoopte met het verzoek een adempauze te creëren om een regeling met haar schuldeisers te treffen.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verzoekster eerder, op 6 juli 2017, onder de schuldsaneringsregeling heeft gestaan, welke regeling voortijdig is beëindigd. Volgens artikel 288, tweede lid, onder d, van de Faillissementswet kan een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling worden afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. Aangezien dit in het geval van verzoekster het geval was, werd het verzoek tot schuldsanering afgewezen.

Hierdoor was het ook duidelijk dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet zou slagen, omdat het doel van de voorziening niet bereikt kon worden. De rechtbank heeft verzoekster daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om toewijzing van de voorlopige voorziening. De uitspraak werd gedaan door rechter R.G.C. Veneman en vond plaats in het openbaar, in aanwezigheid van griffier S.S.R. Pool.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummers: C/09/573236 / FT RK 19/689 en C/09/573237 / FT RK 19/690
vonnis van 7 mei 2019
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
heeft op 7 mei 2019 een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw.) verzoekster heeft tevens een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend. Het verzoek voorlopige voorziening richt zich tegen:
Stichting WoonInvest,
gevestigd te Voorburg,
verweerster,
gemachtigde: Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders Rotterdam

1.Het verzoek

1.1
Het verzoek strekt ertoe dat het verweerster wordt verboden om de woning van verzoekster te doen ontruimen. De ontruiming is bij deurwaardersexploot van 3 april 2019 aangezegd en zal plaatsvinden op 14 mei 2019 vanaf 11:00 uur. Verzoekster stelt dat zij zich in een problematische schuldsituatie bevindt.

2.De beoordeling

2.1
Op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) kan een schuldenaar een voorlopige voorziening (moratorium) vragen als er sprake is van een bedreigende situatie. Onder bedreigende situatie wordt onder meer verstaan een gedwongen woningontruiming.
2.2
De voorlopige voorziening van artikel 287b Fw. heeft blijkens de wetsgeschiedenis, voor zover hier van belang, tot doel om een soort adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden. Verder dient bij het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden overgelegd (Kamerstukken I 2006-2007, 29942, C, p.6 en Kamerstukken I 2006-2007, 29942, p. 30-959).
2.3
De schuldsaneringsregeling is eerder op verzoekster van toepassing geweest. Deze schuldsaneringsregeling is op 6 juli 2017 voortijdig beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Fw.
2.4
Ingevolge artikel 288, tweede lid, onder d, van de Faillissementswet wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend ten aanzien van verzoekster de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. In dit geval betekent dit dat het verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling – op grond een dwingend rechtelijke bepaling – zal worden afgewezen.
2.5
Nu op voorhand duidelijk is dat een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (dwingendrechtelijk) zal worden afgewezen, staat ook vast dat het doel van de voorlopige voorziening niet wordt bereikt. Verzoekster zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek om toewijzing van de voorlopige voorziening.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk.
Gewezen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2019 in tegenwoordigheid van S.S.R. Pool, griffier.