Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Doeco B.V.,
1.Het verloop van de procedures
2.De overwegingen
Op 10 december was je bij langs geweest ivm met het showroom van ons te Wateringen. Samen hebben we bekeken wat jullie als Doeco nog zouden kunnen aanvullen aan kranen, spoelbakken etc.) leidt niet tot een andere conclusie. Bij de waardering van die verklaring is van belang dat Doeco onbetwist heeft aangevoerd dat de eigenaar van [bedrijf] een goede kennis of vriend is van [verzoekende partij, tevens verwerende partij] . Doeco heeft daar niet ten onrechte de conclusie aan verbonden dat niet is uit te sluiten dat die verklaring pour les besoins de la cause is opgemaakt. Van belang is verder dat uit die verklaring niet blijkt op welk tijdstip [verzoekende partij, tevens verwerende partij] bij het bedrijf te Wateringen zou zijn gearriveerd. Van belang is voorts dat niet vast staat dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij] in de middag van 10 december 2018 met oude pallets in zijn auto naar zijn woning is gereden, nu Doeco ter terechtzitting onbetwist heeft gezegd dat zij [verzoekende partij, tevens verwerende partij] dit niet eerder heeft horen verklaren en de pallets van Doeco de pallets van Doeco zijn, zodat [verzoekende partij, tevens verwerende partij] deze niet zonder haar toestemming, welke niet is gevraagd of gegeven, mag afvoeren. De advocaat van [verzoekende partij, tevens verwerende partij] heeft op de terechtzitting van 5 april 2019 desgevraagd voorts niet kunnen bevestigen dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij] , die zelf niet ter terechtzitting is verschenen, de beschikking heeft over een open haard. Het is voorts niet gebleken dat de afspraak die [verzoekende partij, tevens verwerende partij] in zijn agenda had genoteerd voor een klantbezoek te Blaricum, reëel was en dat hij daar op 10 december 2018 is geweest. Eén en ander leidt tot de conclusie dat als vaststaand is aan te nemen dat [verzoekende partij, tevens verwerende partij] op 10 december 2018 te circa 14.30 uur, gedurende werktijd, van het werk is vertrokken en naar huis is gegaan en hij zijn werkgeefster, met zijn in zijn agenda genoteerde afspraken, heeft voorgelogen dat hij naar Wateringen en Blaricum moest, alwaar hij toen niet is geweest. Dit levert een dringende reden (in de zin van artikel 7:678 BW) op voor zijn ontslag. Daarbij is van belang dat, zoals Doeco heeft aangevoerd, een werkgever als Doeco er in beginsel blindelings op moet kunnen vertrouwen dat een vertegenwoordiger als [verzoekende partij, tevens verwerende partij] de klantbezoeken aflegt die in zijn agenda zijn genoteerd, omdat het niet of lastig controleerbaar voor haar is of hij dat doet. Feiten en omstandigheden die tot de conclusie moeten leiden dat in de gegeven omstandigheden anders is te oordelen, zijn niet (voldoende) gesteld of anderszins gebleken. De verzoeken van [verzoekende partij, tevens verwerende partij] zijn daarom af te wijzen. Op het voorwaardelijke tegenverzoek van Doeco behoeft aldus niet te worden beslist.