ECLI:NL:RBDHA:2019:4500
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening en opvangomstandigheden in Italië
Op 7 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een Nigeriaans gezin bestaande uit ouders en hun minderjarige kinderen, een voorlopige voorziening vroegen in het kader van hun asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun asielverzoek op basis van de Dublinverordening. Verzoekers stelden dat de opvangomstandigheden in Italië, vooral voor gezinnen met minderjarige kinderen, zodanig verslechterd waren dat zij een reëel risico liepen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de voorlopige voorzieningenprocedure niet geschikt was voor het beantwoorden van de vraag of het Salvini-decreet van 24 september 2018 leidt tot tekortkomingen in de opvang in Italië. De zaak werd doorverwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank in 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De voorzieningenrechter besloot dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden toegewezen, omdat het niet treffen van de voorziening zou kunnen leiden tot onomkeerbare gevolgen voor verzoekers. De bestreden besluiten werden geschorst en verzoekers mochten niet worden overgedragen aan Italië totdat op de beroepen was beslist.
Deze uitspraak benadrukt de zorg voor de opvangomstandigheden van asielzoekers in Italië en de verantwoordelijkheden van de betrokken lidstaten onder de Dublinverordening. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekers zwaarder laten wegen dan die van de staatssecretaris, gezien de mogelijke gevolgen van overdracht aan Italië.