ECLI:NL:RBDHA:2019:4466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
NL19.4324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van eerwraak en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 7 februari 2019. De eiser vreesde voor eerwraak vanwege een relatie die hij had tussen 2005 en 2007 en stelde dat hij vervolgd zou worden vanwege zijn afvalligheid van de islam. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko als een veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Marokko een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over de dreiging van eerwraak niet geloofwaardig waren, mede omdat deze tegenstrijdig waren en niet overeenkwamen met de gebruikelijke eerwraakregels. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet tekort is geschoten in zijn onderzoeksplicht en dat de eiser zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van gedetailleerde en aannemelijke verklaringen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.4324
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: K. Elias).

ProcesverloopBij besluit van 18 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.4325, plaatsgevonden op 4 april 2019 in Breda. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 7 februari 2019 een asielverzoek gedaan. Aan zijn verzoek heeft hij ten grondslag gelegd dat hij vreest het slachtoffer te worden van eerwraak vanwege een relatie die hij heeft gehad tussen 2005 en 2007. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij zich heeft aangesloten bij een Vrijmetselarijgenootschap. Hij vreest in Marokko te worden vervolgd vanwege afvalligheid.
2. Verweerder volgt eiser in zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Hij heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser summier, tegenstrijdig en bevreemdend heeft verklaard over de problemen die zijn ontstaan met de familie van zijn vriendin. Verweerder acht wel geloofwaardig dat eiser zichzelf niet meer als moslim ziet. Hij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg hiervan heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade in Marokko. Eisers aanvraag wordt kennelijk ongegrond verklaard [1] , omdat Marokko kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst.
3. Eiser heeft in beroep gesteld dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het relaas van eiser met betrekking tot de eerwraakdreiging niet geloofwaardig is. Eerwraak is moeilijk te bewijzen en kan door zijn lokale karakter op verschillende wijzen voorkomen. Nu eiser consistent heeft verklaard en verweerder onvoldoende aanvullend heeft doorgevraagd, dient aan eiser het voordeel van de twijfel te worden gegeven. Eiser heeft niet bestreden dat Marokko in het algemeen een veilig land van herkomst is. Hij stelt echter dat voor afvalligen, en dus ook voor hem zelf, Marokko geen veilig land van herkomst is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op standpunt gesteld dat eisers verklaringen omtrent de gestelde relatie en eerwraakdreigingen niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat zijn gestelde vriendin naar school zou zijn gegaan op een internaat. Eiser heeft ook verklaard dat zij voor twee jaar geregeld buitenshuis met elkaar hebben afgesproken. Deze verklaringen staan haaks op eisers verklaringen dat de familieleden van zijn vriendin haar binnenshuis hielden en haar niet zonder mannelijk familielid naar buiten liet gaan. Verweerder heeft deze verklaringen terecht tegenstrijdig geacht. Daarnaast heeft verweerder ook mogen stellen dat eisers verklaringen omtrent de eerwraakdreiging bevreemdend zijn omdat deze niet overeenkomen met de gebruikelijke eerwraakregels. Eiser heeft verklaard dat de familieleden van zijn vriendin alleen eiser wilde vermoorden vanwege de relatie. Beide partijen hebben algemene informatie [2] over eerwraak ingebracht. Hieruit blijkt dat eerwraak in ieder geval binnen de familie dient plaats te vinden en niet meteen is gericht tegen de persoon buiten de familie. In dit geval zou volgens de eerwraakregels de vriendin vanwege vermeende seksuele en morele overtredingen de familie-eer hebben aangetast. Gesteld noch gebleken is dat eisers vriendin slachtoffer van eerwraak is geworden, of op enige wijze is geconfronteerd met het vermeende eerverlies. De enkele stelling dat eerwraak door zijn lokale karakter op verschillende wijzen kan voorkomen, doet hier niet aan af.
5. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. Daarbij is van belang dat het aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken door gedetailleerde en aannemelijke verklaringen af te leggen. Verweerder heeft aan eiser de mogelijkheid geboden om alles te verklaren wat volgens hem relevant is geweest voor zijn relaas. Verweerder heeft eiser gedurende het ‘gehoor veilig land van herkomst’ ook nadere vragen gesteld naar aanleiding van eisers verklaringen. Dat eiser het gehoor en de periode sindsdien niet heeft gebruikt om zijn verklaringen aan te vullen en bewijsmiddelen te verzamelen, komt voor rekening en risico van eiser zelf.
6. Marokko is aangewezen als een veilig land van herkomst, [3] omdat in dit land wet- en regelgeving bestaat die behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] verbiedt. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat deze wet- en regelgeving wordt toegepast, en er een systeem van rechtsmiddelen beschikbaar is. Hieruit volgt dat de Marokkaanse autoriteiten effectieve bescherming kunnen bieden. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij vanwege zijn levensbeschouwing in Marokko een reëel risico loopt te worden vervolgd. Daar komt bij dat eiser meerdere malen gedwongen en ongedwongen is teruggekeerd naar Marokko. Gesteld noch gebleken is dat hij gedurende deze periode is geconfronteerd met problemen. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in zijn specifieke geval geen veilig land van herkomst is.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Freedom House Women’s Rights in the Middle East and North Africa Morocco, 3 maart 2010
3.Op grond van artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en artikel 3.37f, tweede lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden