ECLI:NL:RBDHA:2019:4428
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die stelt de Iraanse nationaliteit te bezitten, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 11 maart 2019 buiten behandeling gesteld, omdat er onvoldoende informatie was verstrekt. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 11 april 2019, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep in een andere zaak (NL19.5560), waardoor een voorlopige voorziening niet meer mogelijk is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van de griffier mr. M. van Andel. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.