ECLI:NL:RBDHA:2019:4427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
NL19.5560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende informatieverstrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Iraanse nationaliteit te bezitten, had op 15 oktober 2018 een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarbij hij als reden 'geloofsgroei' had opgegeven. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag bij besluit van 11 maart 2019 buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet voldoende informatie had verstrekt ter onderbouwing van zijn aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 11 april 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris terecht had gesteld dat eiser niet had gereageerd op de vragen die in het kennisgevingsformulier waren geformuleerd. Eiser had de gelegenheid gekregen om ontbrekende informatie te verstrekken, maar had dit nagelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enkele vermelding van 'geloofsgroei' niet voldoende was om de aanvraag inhoudelijk in behandeling te nemen.

De rechtbank concludeert dat de opvolgende aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.5560
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.P. Pijnenburg).

ProcesverloopBij besluit van 11 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Salehi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Iraanse nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 15 oktober 2018 met een kennisgevingsformulier, model M35-O, een opvolgende asielaanvraag ingediend. Op dit formulier heeft hij als reden voor de nieuwe asielaanvraag aangekruist “Nieuwe gebeurtenis/informatie” en daarbij vermeld ‘bekering, vooruitgang’.
2. Verweerder heeft eisers aanvraag bij het bestreden besluit buiten behandeling gesteld. Eiser heeft volgens verweerder nagelaten te reageren op de in het kennisgevingsformulier geformuleerde vragen ter nadere toelichting en onderbouwing van de opvolgende aanvraag. Omdat eiser het formulier dus niet volledig en duidelijk heeft ingevuld, heeft verweerder eiser in het voornemen in de gelegenheid gesteld om binnen één week alsnog de ontbrekende informatie te verstrekken. Verweerder heeft aangekondigd dat het niet tijdig reageren op dit verzoek kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens verweerder heeft eiser in zijn zienswijze van 17 oktober 2018 geen enkele toelichting of onderbouwing gegeven van zijn gestelde verdieping van zijn geloofsleven. Daarom heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 21 februari 2019 [1] .
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw buiten behandeling worden gesteld in de zin van artikel 28 van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
5. Op grond van artikel 3.45b, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) kan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vw, buiten behandeling worden gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, onder a, van de Vw, indien de vreemdeling twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken over de elementen ter staving van zijn aanvraag, als bedoeld in artikel 31, tweede en derde lid, van de Vw.
6. Eiser heeft in zijn zienswijze van 17 oktober 2018 geschreven dat thans sprake is van een verdieping in het geloofsleven als bedoeld in Werkinstructie 2018/10. Hij kan thans overtuigend verklaren over zijn motieven voor en het proces van bekering dat zich heeft voorgedaan na de vorige afwijzing.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat deze reactie niet voldoende is voor het in behandeling nemen van de opvolgende aanvraag. Met een enkele verwijzing naar de nieuwe werkinstructie 2018/10 en de stelling dat sprake is van geloofsgroei, heeft eiser de gevraagde informatie niet verstrekt. Dat eiser, gezien de aard van zijn asielmotief, niet meer informatie kon verstrekken, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft hierbij terecht verwezen naar rechtsoverweging 6.1 van bovengenoemde uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2019:
“De vreemdeling heeft op model M35-O als reden voor de nieuwe asielaanvraag 'geloofsgroei' vermeld. Zoals de staatssecretaris terecht heeft tegengeworpen en anders dan de vreemdeling betoogt, is het zonder nadere uitleg uiten van de enkele term 'geloofsgroei' niet voldoende voor het inhoudelijk in behandeling nemen van een opvolgende aanvraag. De staatssecretaris heeft zowel op het kennisgevingsformulier, waarvan de relevante passage in de bijlage is opgenomen, als in het voornemen duidelijk genoeg aangegeven welke informatie de vreemdeling, bij voorkeur op een apart vel papier, had moeten verstrekken. Niet valt in te zien dat, zoals de vreemdeling stelt, het verstrekken van deze informatie bij dit asielmotief onmogelijk is.”
De omstandigheid dat eiser zijn gestelde geloofsgroei met verklaringen aannemelijk zal moeten maken, laat dus onverlet dat eiser de gevraagde informatie had kunnen en moeten verstrekken voor het inhoudelijk in behandeling kunnen nemen van de opvolgende aanvraag.
8. De rechtbank concludeert dat verweerder de opvolgende aanvraag van eiser terecht buiten behandeling heeft gesteld.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Andel, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.