ECLI:NL:RBDHA:2019:4401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
C/09/549970 / FA RK 18-2005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van huwelijksgemeenschap met betrekking tot eenmanszaak en alimentatie voor jong-meerderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2019 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen partijen, [X] (de vrouw) en [Y] (de man). Partijen zijn op 16 maart 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij de vrouw verzocht om de echtscheiding en nevenvoorzieningen, waaronder alimentatie voor hun jong-meerderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de peildatum voor de verdeling is vastgesteld op 16 maart 2018.

De rechtbank heeft de activa en passiva van de huwelijksgemeenschap beoordeeld, waaronder de echtelijke woning, een eenmanszaak van de man, en diverse bankrekeningen. De man is de eigenaar van de eenmanszaak, die is gewaardeerd op € 12.109,-, en de rechtbank heeft bepaald dat de activa aan de man worden toegedeeld onder vergoeding van de helft van de waarde aan de vrouw. De rechtbank heeft ook de alimentatie voor de jong-meerderjarige vastgesteld op € 285,- per maand, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft verder geoordeeld over de verdeling van de inboedelgoederen, de auto’s, en de bankrekeningen. De vrouw heeft recht op de Volkswagen Golf, terwijl de man de Volkswagen Golf cabrio krijgt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de helft van de saldi op de bankrekeningen per peildatum moet worden verdeeld. Tot slot heeft de rechtbank de man verplicht om een bedrag van € 3.933,- aan de vrouw te voldoen wegens benadeling van de gemeenschap.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 18-2005 (scheiding) en FA RK 18-8310 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/549970 (scheiding) en C/09/563130 (verdeling)
Datum beschikking: 9 mei 2019

Scheiding en verdeling

Beschikking op het op 16 maart 2018 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.L.J. Kapteijn te Alphen aan den Rijn.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[Y] ,

de man,
en
[jong-meerderjarige 1]
de jong-meerderjarige,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. K. van der Bijl te Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 20 maart 2018, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 3 april 2018, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van de zijde van de man en de
jong-meerderjarige;
- het F9-formulier van 20 juni 2018, met bijlagen, van de zijde van de man en de
jong-meerderjarige;
  • het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoekschrift van de zijde van de vrouw;
  • het formulier verdelen en verrekenen, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het formulier verdelen en verrekenen van de zijde van de man;
  • de brief van 18 maart 2019, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 25 maart 2019, met bijlagen, van de zijde van de man en de jong-
meerderjarige.
Op 4 april 2019 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten. De jong-meerderjarige is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen. Van de zijde van de vrouw en de man zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] .
- Zij zijn de ouders van de volgende jong-meerderjarige kinderen:
- [jong-meerderjarige 1] geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
- [jong-meerderjarige 2] geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
- Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt tot echtscheiding met een nevenvoorziening tot:
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap conform het voorstel van de vrouw, te weten:
- te bepalen dat de echtelijke woning door een onafhankelijk partij zal
worden getaxeerd; de vrouw stelt hiertoe voor [naam makelaar 1]
of [naam makelaar 2] te [woonplaats]
- de man te verplichten om binnen een maand na dagtekening van de
beschikking te laten zien of hij financieel in staat is de woning en de garagebox toebedeeld te krijgen;
- indien toebedeling niet mogelijk is, de man te veroordelen om binnen
anderhalve maand na dagtekening van de beschikking zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van echtelijke woning en garagebox;
- de man te veroordelen om in het geding te brengen van de onderneming een lijst met activa en passiva en afschriften van alle drie de zakelijke rekeningen over de periode van zes maanden voor datum indiening verzoekschrift en een oordeel van een deskundige over de waarde van de onderneming;
- de man te veroordelen tot afgifte van de nog door de vrouw gevraagde inboedelgoederen, zoals die blijken uit productie 6 (de rechtbank begrijpt: productie 9) en daarnaast tot afgifte van de helft van de apparatuur van de studio;
- te bepalen dat de saldi van de in alinea 16 genoemde bankrekening bij helfte worden verdeeld primair per 7 november 2017, subsidiair per datum indiening verzoekschrift.
De man voert – onder referte ten aanzien van de echtscheiding – verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man, thans nog, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van alimentatie ten behoeve van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1] van
€ 285,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van indiening van het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, althans op zodanig bedrag en met zodanige ingangsdatum als de rechtbank juist acht;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de man, te weten – kort weergegeven – :
- aan de man wordt toegedeeld:
- de echtelijke woning;
- de beleggingsverzekering;
- de onderneming, onder vergoeding van € 3.305,14 aan de vrouw;
- de helft van de inboedelgoederen, welke reeds zijn verdeeld, uit
hoofde waarvan de vrouw aan de man nog € 750,- terzake overbedeling dient uit te keren;
- de bankrekening [nr. 1] , onder vergoeding van
de helft van het saldo aan de vrouw;
- onder de verplichting om voor zijn rekening te nemen:
- de hypothecaire schuld bij ING Bank;
- de creditcardschuld van € 1.655,83, waarbij de vrouw aan de man
de helft daarvan dient uit te keren;
- waarbij de vrouw uit hoofde van overbedeling door toedeling van de woning, beleggingsverzekering en hypotheek aan de man, aan de man
€ 6.464,- dient te voldoen;
- aan de vrouw wordt toegedeeld:
- de bankrekening [nr. 2] onder vergoeding van
de helft van het saldo aan de man;
- de spaarrekening [nr. 3] , onder vergoeding
van de helft van het saldo aan de man en waarbij de vrouw wordt verplicht om inzake te geven in het verloop van deze rekening van 1 oktober 2017 tot 1 april 2018;
- de auto Volkswagen Golf IV met kenteken [kenteken 1] , onder
vergoeding van de helft van de waarde aan de man van € 750,-;
- de helft van de inboedelgoederen, welke de vrouw reeds in haar
bezit heeft, onder vergoeding van € 750,- aan de man;
- en tevens te bepalen dat de man een vergoedingsrecht heeft op de vrouw
met betrekking tot de onder uitsluiting door hem ontvangen erfenis van zijn vader in 1996 ter hoogte van fl. 30.000,- ofwel € 13.613,41;
- voortgezet gebruik van de echtelijke woning;
- bepaling dat de vrouw op grond van artikel 1:84 BW over de periode 1 november
2017 tot 16 maart 2018 (derhalve 4,5 maand) aan de man dient te voldoen de helft van de door hem betaalde lasten verbonden aan de echtelijke woning, waaronder wordt verstaan:
- de premie van de aan de hypotheek gekoppelde polis bij Nationale Nederlanden van € 68,07 per maand x 4,5 maand = € 306,32;
- de eigenaarslasten van € 813,49 per jaar, derhalve € 67,79 per maand x 4,5
maand = € 305,01;
- de waterschapsbelastingen van € 335,70 per jaar, derhalve € 27,98 per maand x 4,5 maand = € 125,91;
- de hypotheekrente van € 8.315,48 per jaar, derhalve € 692,96 per maand x 4,5 maand = € 3.118,32;
in totaal € 3.855,56, waarvan de vrouw de helft aan de man verschuldigd is,
derhalve € 1.927,78,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandig verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Alimentatie jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1]
Ter terechtzitting hebben partijen afgesproken dat de vrouw aan alimentatie voor de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1] zal betalen:
  • met ingang van 16 maart 2018 tot 1 december 2018: € 285,- per maand;
  • met ingang van 1 december 2018 tot 1 juli 2019: € 100,- per maand.
De vrouw zal proberen deze alimentatie ineens te betalen en zij zal dit overmaken naar de bankrekening van [jong-meerderjarige 1] . Het bankrekeningnummer van [jong-meerderjarige 1] zal via de advocaten worden doorgegeven aan de vrouw.
Partijen verzoeken dit vast te stellen.
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. Gelet op de overeenstemming beschouwt de rechtbank de eerder gedane andersluidende verzoeken als ingetrokken.
Verdeling huwelijksgemeenschap
Gesteld noch gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 Burgerlijk Wetboek (BW) (zoals deze golden voor 1 januari 2018) moet worden aangenomen dat tussen hen een algehele gemeenschap van goederen bestaat. Het uitgangspunt is dan ook dat de huwelijksgemeenschap op grond van artikel 1:100 BW bij helfte tussen de echtgenoten wordt verdeeld.
Peildatum
Voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap geldt als peildatum 16 maart 2018, de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt de datum van feitelijke verdeling, tenzij de man en de vrouw anders overeenkomen of op basis van de redelijkheid en billijkheid daarvan dient te worden afgeweken. Nu hiervan niet is gebleken gaat de rechtbank uit van de wettelijke peildata.
Omvang huwelijksgoederengemeenschap
Vast staat dat de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap uit de volgende vermogensbestanddelen bestaat:
a. de echtelijke woning gelegen te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres echtelijke woning] ,
met de daarop rustende hypothecaire geldlening bij ING Bank, nummer
S- [nr. 4] ten bedrage van € 254.950,-, met de daaraan verpande beleggingsverzekering bij Nationale Nederlanden, polisnummer [nr. 5] , ter waarde van € 13.553,13,-;
de eenmanszaak van de man: [naam bedrijf] , waaronder in ieder geval valt:
- garagebox gelegen te [woonplaats] , [adres 1] ;
- Volkswagen Transporter T4 met kenteken [kenteken 2] ;
- diverse gereedschap;
- muziekapparatuur;
- zakelijke bankrekeningen met bankrekeningnummers [nr. 6]
, [nr. 7] en [nr. 8]
de inboedelgoederen;
de auto merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] ;
de auto merk Volkswagen Golf cabrio met kenteken [kenteken 3] (oldtimer);
de saldi op de volgende bank/spaarrekeningen:
- [nr. 9] op naam van partijen;
o [nr. 2] op naam van de vrouw;
- spaarrekening [nr. 3] op naam van de vrouw;
- [nr. 1] op naam van de man;
- spaarrekening [nr. 10] op naam van de man.
de schuld aan International Card Services, klantnummer [nr. 11] , ter hoogte van € 1.655,83;
de letselschadevergoeding.
Ad a: echtelijke woning, de hypotheek en de beleggingsverzekering
Ter terechtzitting zijn partijen het erover eens geworden dat de echtelijke woning aan de man wordt toegedeeld, onder de verplichting de daarop rustende hypothecaire geldlening voor zijn rekening te nemen en te zorgen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die lening, en onder vergoeding van de helft van de overwaarde aan de vrouw, dan wel onder de verplichting dat ieder van partijen de helft van de restschuld voor zijn/haar rekening neemt. De man krijgt drie maanden na de datum van deze beschikking de tijd om aan te tonen dat hij in staat is om de woning over te nemen. Indien de man hiertoe niet in staat blijkt te zijn, dient de woning in de verkoop te worden gezet.
Voor het bepalen van de waarde van de woning geldt de datum van feitelijke verdeling. Derhalve kan het door de man ingediende taxatierapport van 23 maart 2018 niet dienen voor de vaststelling van de waarde van de woning en zal de rechtbank bepalen dat deze opnieuw moet worden getaxeerd per heden. Partijen hebben afgesproken [naam makelaar 2] in [woonplaats] hiervoor te benaderen, die de (taxatie)waarde van de woning tussen partijen bindend vaststelt. Partijen zijn het erover eens dat de over- dan wel onderwaarde (dat wil zeggen de taxatiewaarde van de echtelijke woning, minus de hoogte van de hypothecaire lening per datum overdracht en de eventuele (notaris)kosten die samenhangen met de overdacht, plus de waarde van de beleggingsverzekering per datum overdracht), bij helfte dient de worden gedeeld. De rechtbank zal aldus beslissen.
Indien de man binnen drie maanden na de datum van deze beschikking niet kan aantonen dat hij in staat is om de woning over te nemen, zal de woning moeten worden verkocht. In dat geval zal ieder van partijen gerechtigd zal zijn tot de helft van de resterende verkoopopbrengst van de woning (na aflossing van de hierop rustende hypothecaire lening en na aftrek van de verkoopkosten). Tevens zal de rechtbank bepalen dat de aan de hypothecaire lening verpande beleggingsverzekering dient te worden afgekocht en te worden aangewend voor het aflossen van de hypothecaire geldlening en dat ieder der partijen gerechtigd zal zijn tot de helft van de resterende waarde.
-Gebruiksvergoeding
De vrouw heeft verzocht om een gebruiksvergoeding vast te stellen van 2,5 % van de overwaarde van de woning in het geval de man de tijd krijgt om te onderzoeken of hij de echtelijke woning kan overnemen. Aangezien de man alle lasten van de echtelijke woning betaalt sinds de vrouw die woning heeft verlaten, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het vaststellen van de gebruiksvergoeding.
-Vergoedingsrecht erfenis
De man stelt dat hij een vergoedingsrecht op de vrouw heeft van € 13.613,41 (= fl 30.000) omdat de man tijdens het huwelijk een erfenis onder uitsluitingsclausule van zijn vader heeft verkregen, welk bedrag partijen hebben aangewend voor de aankoop van de woning aan de [adres 2] te [plaatsnaam] . Deze woning is gedurende het huwelijk verkocht met overwaarde, waarna partijen een andere woning hebben gekocht, die is verkocht met overwaarde, waarna partijen de woning aan de huidige echtelijke woning hebben gekocht. De man vordert dit bedrag van omgerekend € 13.613,41 nu terug.
De vrouw is niet bekend met een schenking bij uitsluiting aan de man. Zij erkent dat haar schoonmoeder destijds geld heeft geschonken en dat partijen dat hebben gebruikt voor de aankoop van een woning. Zij meent dat die schenking aan beide partijen is gedaan.
Uit de door de man overgelegde stukken blijkt dat zijn moeder als langstlevende het vruchtgebruik had over de erfenis van de vader van de man. De rechtbank stelt vast dat in het testament van de vader van de man geen uitsluitingsclausule is opgenomen. De vordering van de man op zijn moeder ten aanzien van zijn aandeel in de nalatenschap van de vader valt zodoende in de huwelijksgoederengemeenschap van partijen. Weliswaar is in het testament van de moeder van de man wel een uitsluitingsclausule opgenomen, maar deze uitsluitingsclausule heeft slechts betrekking op haar nalatenschap, die ten tijde van de schenking nog niet was opengevallen. Het aandeel van de man in de nalatenschap van zijn vader behoort niet tot de nalatenschap van de moeder en een voorschot daarop is dan ook niet onder uitsluitingsclausule geschonken. De schenking van € 13.613,41 is daarmee in de huwelijksgoederengemeenschap gevallen en de man komt terzake geen vergoedingsrecht toe.
-Vordering helft lasten echtelijke woning tot peildatum (ex artikel 1:84 BW)
De man vordert op grond van artikel 1:84 BW van de vrouw de helft van de door hem betaalde lasten van de echtelijke woning vanaf de datum van feitelijk uiteengaan
(1 november 2017) tot aan de datum van indiening van het verzoekschrift (16 maart 2018), derhalve in totaal een bedrag van € 1.927,78 (de helft van € 3.855,56).
De rechtbank overweegt dat de man zijn vordering baseert op artikel 1:84 BW, waarin is bepaald dat de kosten van de huishouding gedurende het huwelijk ten laste komen van het (gemeenschappelijke) inkomen van de echtgenoten en, voor zover dit ontoereikend is, ten laste van hun eigen inkomens in evenredigheid daarvan en voor zover de inkomens ontoereikend zijn, ten laste van het vermogen. Deze draagplicht geldt over en weer, waardoor de vrouw ook aanspraak maakt op betaling van de helft van haar vaste lasten sinds het feitelijk uiteengaan. De man heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd hoe de inkomens- en vermogenspositie van partijen was in de betreffende periode en derhalve hoe er overeenkomstig de draagplicht moest worden gefourneerd. Daarmee heeft de man onvoldoende aangetoond dat hem een vergoedingsrecht toekomt.
-Vordering helft lasten echtelijke woning vanaf peildatum (ex artikel 3:172 BW)
De man vordert op grond van artikel 3:172 BW te bepalen dat de vrouw draagplichtig is voor de betaling van de helft van de hypotheekrente, de overige eigenaarslasten en de beleggingsverzekering vanaf de peildatum 16 maart 2018 tot aan de datum van overdacht en levering van de woning aan de man, dan wel verkoop aan een derde.
De rechtbank overweegt dat de man zijn vordering baseert op artikel 3:172 BW, waarin is bepaald dat de deelgenoten naar evenredigheid van hun aandeel bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen die bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht. De rechtbank begrijpt het standpunt van de man zo dat hij meent een vordering op de vrouw te hebben omdat hij de lasten van de echtelijke woning draagt, terwijl deze gemeenschappelijk eigendom blijft tot aan de datum van overdracht aan de man/derde. De rechtbank stelt voorop dat de lasten verbonden aan de echtelijke woning zijn te kwalificeren als kosten van de huishouding tot de datum van ontbinding van het huwelijk. Nu de echtscheiding tussen partijen nog niet is uitgesproken, komen de kosten van de huishouding op grond van artikel 1:84 BW ten laste van het gezamenlijke inkomen van partijen en mocht dat ontoereikend zijn, ten laste van de het gezamenlijk vermogen en indien dat ook ontoereikend is ten laste van de eigen vermogens naar evenredigheid. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de man niets gesteld omtrent de inkomens- en vermogenspositie van partijen. Zodoende heeft de man niet aangetoond dat hem terzake een vergoedingsrecht toekomt.
Ad b: eenmanszaak van de man
Partijen zijn het erover eens dat de activa en passiva in de eenmanszaak van de man wordt toegedeeld aan de man, onder vergoeding van de helft van de waarde aan de vrouw. Partijen twisten over de waarde van deze activa en passiva.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de waarde van de verschillende activa afzonderlijk van elkaar moet worden vastgesteld door een ter zake deskundige.
De man stelt daartegenover dat de eenmanszaak € 13.722,- waard is, op basis van de boekwaardes van de verschillende activa zoals deze in de jaarstukken vermeld staan.
Ter bepaling van de waarde neemt de rechtbank het financieel verslag over 2017 als uitgangspunt. Gelet op de geringe activiteiten die de man in de onderneming verricht acht de rechtbank deze cijfers in redelijkheid representatief voor de waardering van de activa en passiva van de eenmanszaak van de man. Deze activa en passiva van de eenmanszaak gewaardeerd tegen boekwaarde in de jaarrekening opgenomen. Het verschil daartussen vormt het eigen vermogen van € 14.685,-. Dit is het kapitaal in de eenmanszaak inclusief de oudedagsreserve (FOR) van € 7.806,-. Rekening moet worden gehouden met een latente belastingclaim ten aanzien van de FOR van naar billijkheid 33%, derhalve € 2.575,-. Daarmee is de waarde van de onderneming in redelijkheid vast te stellen op € 12.109,-. In dit eigen vermogen is de waarde van de garagebox, de Volkswagen bus, alle gereedschappen, muziekapparatuur en bankrekeningen reeds betrokken, zodat deze afzonderlijk niet nogmaals hoeven te worden gewaardeerd. Onvoldoende is gebleken dat de in de balans opgenomen waarden geen reële waarden zijn. De WOZ-waarde van de garage is per 1 januari 2017 € 22.000,- (productie 40 zijdens de man) en de vrouw heeft onvoldoende aangevoerd waaruit kan volgen dat deze waarde per peildatum is toegenomen. De rechtbank zal alle activa van de eenmanszaak toedelen aan de man, onder vergoeding van de helft van € 12.109,-, zijnde € 6.054, aan de vrouw. Dit betekent dat de eigendom van alle activa aan de man worden overgedragen. Aangezien de garagebox onroerend goed is, merkt de rechtbank daarover op dat deze voor € 22.327,- (de boekwaarde per 31 december 2017) aan de man wordt toegedeeld en dat de vrouw zal moeten meewerken aan de (notariële) levering van de garagebox aan de man. De rechtbank zal daarnaast bepalen dat de man alle passiva van de eenmanszaak als eigen schuld voor zijn rekening neemt.
Tot de onderneming behoorde tot 2017 alle muziekapparatuur zoals vermeld op de lijst die partijen hebben overgelegd (productie 29 van de zijde van de man en productie 13 van de zijde van de vrouw). De man stelt dat hij een deel daarvan voor de peildatum voor € 6.500,- heeft verkocht aan de zoon van partijen. Hij heeft het verkocht toen hij in de financiële problemen kwam nadat de vrouw was weggegaan. De vrouw stelt dat de man dit onrechtmatig – namelijk zonder haar toestemming – heeft verkocht voor een te laag bedrag. Volgens haar is de apparatuur die aan de zoon is verkocht € 16.870,- waard. Zij vraagt vergoeding van de helft van dit verschil.
De rechtbank begrijpt dat de vrouw haar verzoek grondt op artikel 1:164 BW, waarin is bepaald dat indien een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door één van hen is benadeeld doordat hij na de aanvang van het echtscheidingsgeding of zes maanden daarvóór schulden heeft gemaakt, goederen van de gemeenschap heeft verspild of rechtshandelingen heeft verricht zonder de vereiste toestemming heeft verricht, die echtgenoot gehouden is na de inschrijving van de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, de aangerichte schade aan de gemeenschap moet vergoeden.
De rechtbank begrijpt dat de man de apparatuur omstreeks november 2017 aan de zoon heeft verkocht, omdat de vrouw op 7 november 2017 de woning heeft verlaten.
Vast staat voorts dat de man zonder toestemming van de vrouw de apparatuur aan de zoon heeft verkocht. Dit betekent dat van benadeling van de gemeenschap sprake is en dat de man de schade aan de gemeenschap dient te vergoeding. De man betwist dat sprake is van schade omdat hij de apparatuur voor de marktwaarde aan de zoon heeft verkocht. De man verwijst naar een taxatierapport van 29 september 2018 van Sound and Light Import.
De vrouw betwist dit taxatierapport en verwijst naar een door haar overgelegde lijst waarop door de firma SuperSound te Leiden achter de apparatuur prijzen zijn vermeld.
De rechtbank gaat aan die lijst voorbij. Het betreft immers een opgave van prijzen zonder dat SuperSound de apparatuur heeft gezien, terwijl voorts onduidelijk is of de door SuperSound vermelde prijzen een onderhandse verkoopwaarde vertegenwoordigen. De rechtbank zal daarom uitgaan van de door de man overgelegde taxatiewaarde. Tegen de achtergrond van die taxatiewaarde is een onderhandse verkoopwaarde van € 7.867,77 reëel. Dit bedrag dient de man aan de huwelijkse gemeenschap van goederen te vergoeden. Omdat de huwelijksgoederengemeenschap is ontbonden komt het erop neer dat de man, na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers een bedrag van € 3.933,- aan de vrouw moet voldoen.
Ad c: inboedelgoederen
De rechtbank stelt vast dat de inboedel reeds gescheiden en verdeeld is, met uitzondering van een ring en een USB-stick met foto’s waarvan de vrouw ter terechtzitting heeft aangegeven dat zij deze nog wenst te ontvangen. De man weet niet of die spullen nog in de woning zijn. Hij heeft toegezegd dat hij ernaar zal zoeken en mocht hij het vinden ervoor zal zorgen dat de vrouw dit krijgt, zonder nadere verrekening. De rechtbank stelt vast dat op dit punt niets meer te beslissen valt.
Ad d: de auto Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1]
Partijen zijn het erover eens dat deze auto zal worden toegedeeld aan de vrouw voor een waarde van € 500,-, onder vergoeding van de helft van die waarde, zijnde € 250,-, aan de man. De rechtbank zal aldus beslissen.
Ad e: de auto Volkswagen Golf cabrio met kenteken [kenteken 3] (oldtimer)
De vrouw verzoekt deze auto aan de man toe te delen onder vergoeding van de helft van de waarde aan de vrouw. De vrouw stelt voor om de auto te laten taxeren door deskundige [bedrijfsnaam] te [woonplaats] Uit de door de vrouw overgelegde prijzen van vergelijkbare auto’s ligt de waarde tussen € 4.750,- en € 6.950,-.
De man stelt dat partijen deze auto aan hun zoon hebben geschonken voor zijn 18e verjaardag, zodat deze buiten de gemeenschap van goederen valt, subsidiair dat de auto aan de man moet worden toegedeeld voor de taxatiewaarde van € 1.500,-.
De rechtbank acht de stelling van de man dat partijen de auto hebben geschonken aan hun zoon, na betwisting door de vrouw, onvoldoende onderbouwd. Derhalve valt de auto in de gemeenschap van goederen. De rechtbank zal bepalen dat de auto aan de man wordt toegedeeld voor een waarde van € 1.500,-, onder vergoeding van de helft van de waarde, zijnde € 750,- aan de vrouw. De rechtbank baseert de waarde op het door de man overgelegde taxatierapport, aangezien de door de vrouw gestelde waarde slechts is onderbouwd met vraagprijzen op internet, hetgeen nog niet betekent dat de auto ook voor die waarde wordt verkocht.
Ad f: saldi bankrekeningen
De rechtbank zal bepalen dat de banksaldi per 16 maart 2018 bij helfte moeten worden verdeeld. De saldi per 16 maart 2018 op de rekeningen van de man zijn bekend en de man dient de helft daarvan aan de vrouw te voldoen. De vrouw dient onder overlegging van bewijs, de helft van de saldi per 16 maart 2018 van de op haar naam staande bankrekeningen aan de man te voldoen. Zij dient bewijs over te leggen van het saldo per 16 maart 2018 van de volgende rekeningen:
- [nr. 2]
- [nr. 3]
Ad g: de creditcardschuld
De rechtbank stelt vast dat deze schuld is ontstaan gedurende het huwelijk, zodat deze in de gemeenschap van goederen valt. De rechtbank zal vastleggen dat beide partijen draagplichtig zijn voor deze schuld.
Ad h: letselschadevergoeding
De man stelt dat tot de gemeenschap ook de letselschadeuitkering van de vrouw behoort.
De vrouw heeft in haar verweerschrift (punt 23) melding gemaakt van een letselschadeuitkering die aan haar verknocht zou zijn. Er zijn geen stukken terzake overgelegd. De vrouw heeft ter zitting verklaard in 2015 een ongeluk in de Hoogvliet te hebben gehad en dat zij een letselschadeadvocaat in de arm heeft genomen. Zij heeft een aantal kosten vergoed gekregen, zoals ziekenhuis- en reiskosten en een post verlies-verdienvermogen van € 100,- per week. Er is nog geen smartengeld uitgekeerd.
De rechtbank stelt voorop dat naar vaste rechtspraak alleen in uitzonderlijke gevallen op grond van bijzondere verknochtheid kan worden afgeweken van de hoofregel dat de gemeenschap alle tegenwoordige en toekomstige goederen van de echtgenoten omvat.
De vraag of een goed op bijzondere wijze is verknocht en zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ergen verzet dat het goed in de gemeenschap valt hangt af van de aard van dat goed, zoals mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. De omstandigheid dat de vrouw een schadevergoeding ontvangt in verband met het letsel dat zij als gevolg van een ongeval betekent niet reeds dat sprake is van verknochtheid. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de verknocht rust op de vrouw.
In het onderhavige geval is door de vrouw niet onderbouwd waar de letselschadevergoeding precies uit bestaat, noch welk gedeelte van de vordering tot letselschadevergoeding ziet op verlies van verdienvermogen ten tijde van het huwelijk en de periode daarna. Ook heeft de vrouw niet gesteld welk deel van de vordering ziet op smartengeld.
Bij deze stand van zaken is niet komen vast te staan dat er sprake is van verknochtheid van de reeds uitgekeerde letselschadevergoeding of van de gevorderde en nog niet uitgekeerde letselschadevergoeding. De gehele schadevergoeding valt dan ook in de gemeenschap van goederen en deze dient bij helfte te worden gedeeld.
De vrouw dient daartoe aan de man inzicht en bescheiden te verstrekken omtrent de omvang van deze (vordering tot) letselschadevergoeding.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Aangezien de echtelijke woning in het kader van de verdeling van de gemeenschap aan de man zal worden toebedeeld, onder de ontbindende voorwaarde dat hij binnen drie maanden na de datum van de echtscheidingsbeschikking kan aantonen dat hij in staat is om de woning te financieren, zal het verzoek van de man om hem het voortgezet gebruik van de echtelijke woning toe te kennen, toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] op
[huwelijksdatum 1] 1996;
bepaalt dat de vrouw, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, voor de kosten van levensonderhoud en studie van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1] geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] , zal betalen:
  • over de periode van 16 maart 2018 tot 1 december 2018: € 285,- per maand;
  • over de periode van 1 december 2018 tot 1 juli 2019: € 100,- per maand;
rechtstreeks aan de jong-meerderjarige te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (voor zover het schulden betreft wordt bepaald op welke wijze partijen deze in hun onderlinge verhouding behoren te dragen):
1. de echtelijke woning gelegen te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres echtelijke woning] en de beleggingsverzekering bij Nationale Nederlanden, polisnummer [nr. 5] worden toegedeeld aan de man, onder de ontbindende voorwaarde dat de man in staat is de (financiering ten behoeve van de) volledige eigendom van deze woning te verkrijgen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij ING Bank, nummer S- [nr. 4] , voor de taxatiewaarde die door [naam makelaar 2] in [woonplaats] bindend zal worden vastgesteld;
de overwaarde dan wel de onderwaarde (te weten de taxatiewaarde vermeerderd met het saldo van de beleggingsverzekering minus de waarde van de hypothecaire geldleningen op het moment van de overname en de eventueel met de overdracht samenhangende (notaris)kosten) delen partijen bij helfte;
indien man niet binnen drie maanden na de datum van deze beschikking kan aantonen dat hij de woning kan overnemen, of hij niet in staat blijkt de woning over te nemen, dient de woning te worden verkocht en overgedragen aan een derde; de hieruit voortvloeiende over- dan wel onderwaarde (zijnde de verkoopopbrengst en het saldo van de beleggingsverzekering, verminderd met de waarde van de hypothecaire geldlening en de eventuele met de verkoop samenhangende kosten) zal ieder van partijen bij helfte toekomen dan wel zullen door beide partijen bij helfte worden gedragen;
2. aan de man worden toebedeeld:
2.1
alle activa van de eenmanszaak [naam bedrijf] onder vergoeding van € 6.054,- aan de vrouw;
2.2
de auto merk Volkswagen Golf cabrio met kenteken [kenteken 3] , onder vergoeding van € 750,- aan de vrouw;
2.3
de helft van de saldi per 16 maart 2018 op de volgende bank- en spaarrekeningen:
- [nr. 9] op naam van partijen;
- [nr. 2] op naam van de vrouw;
- [nr. 3] op naam van de vrouw;
- [nr. 1] op naam van de man;
- [nr. 10] op naam van de man;
- de helft van de (vordering tot) letselschadevergoeding van de vrouw;
3. aan de vrouw worden toebedeeld:
3.1
de auto Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] , onder vergoeding van
€ 250,- aan de man;
3.2
de helft van de saldi per 16 maart 2018 op de volgende bank- en spaarrekeningen:
- [nr. 9] op naam van partijen;
- [nr. 2] op naam van de vrouw;
- [nr. 3] op naam van de vrouw;
- [nr. 1] op naam van de man;
- [nr. 10] op naam van de man;
- de helft van de (vordering tot) letselschadevergoeding van de vrouw;
en verklaart deze vaststelling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat in de onderlinge verhouding tussen partijen elk van hen de helft van de schuld aan International Card Services voor zijn/haar rekening dient te nemen;
stelt vast dat partijen in hun onderlinge verhouding en in afwijking van de wettelijke uitgangspunten zijn overeengekomen dat de man alle passiva van de eenmanszaak als eigen schuld voor zijn rekening neemt;
bepaalt dat de man, na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in het daartoe bestemde register, een bedrag van € 3.933,- aan de vrouw dient te voldoen wegens benadeling;
bepaalt dat de vrouw de man overzichten dient te verstrekken van de saldi per 16 maart
2018 op de bankafschriften van de rekeningen:
- [nr. 2] op naam van de vrouw;
- [nr. 3] op naam van de vrouw;
bepaalt dat de vrouw de man inzicht en daartoe bescheiden dient te verstrekken met betrekking tot de omvang van de (vordering tot) letselschadevergoeding van de vrouw;
bepaalt dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de woning te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres echtelijke woning] , en het gebruik van de zaken, die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, mits deze woning op het ogenblik van die inschrijving door de man wordt bewoond en aan de vrouw uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. J.M.N. van Limpt-Schrover als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2019.