ECLI:NL:RBDHA:2019:4390
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot niet in behandeling nemen van asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 18 april 2019, waar de zaak tezamen met een andere zaak werd behandeld, heeft de rechtbank overwogen dat de Staatssecretaris zich terecht op de Dublinverordening heeft beroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië, en dat de eiser na terugkeer daar niet in strijd met internationale verdragen behandeld zal worden. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bijzondere individuele omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de overdracht naar Italië onevenredige hardheid zou opleveren.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt aan de partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.