In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een appartementsrecht met bijbehorende parkeerplaats, dat de rechtbank voor recht verklaart dat hij in 2006 een koopovereenkomst heeft gesloten met de Vereniging van Eigenaren (VVE) voor de aankoop van een parkeerplaats. Eiser stelt dat de omvang van het verkochte gelijk is aan de feitelijke situatie, namelijk ca. 14 m2, terwijl de VVE betwist dat er meer is verkocht dan de oppervlakte zoals vermeld in de leveringsakte van 2009, die slechts 3,7 m2 aangeeft. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere de dagvaarding, conclusie van antwoord en een comparitie van partijen zijn behandeld. De feiten zijn als volgt: eiser heeft in 2006 een bod uitgebracht op parkeerplaats [1], die in verhuurde staat werd aangeboden. De VVE heeft de verkoopvoorwaarden besproken in een ledenvergadering en eiser heeft uiteindelijk de parkeerplaats gekocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst van 12 maart 2009, die de basis vormt voor de levering, de omvang van de parkeerplaats vastlegt op 3,7 m2. Eiser heeft geen bewijs kunnen leveren dat er in 2006 een andere overeenkomst is gesloten. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiser worden afgewezen, omdat de VVE niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.