3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 en 2
Op 4 november 2018 rond 22.00 uur ’s avond heeft een explosie plaatsgevonden op de woonboot van de heer [slachtoffer 1] , wonende aan de [adres] te Warmond.
Hij stond op dat moment in de keuken en hoorde een enorme klap, vervolgens zag hij overal bloed en merkte hij dat hij zijn gehoor aan de rechterkant kwijt was. De heer [slachtoffer 1] is gewond geraakt door rondvliegend glas van zijn voordeur. Hij heeft een groot aantal verwondingen opgelopen over zijn rechter lichaamshelft, zijn gezicht, hals, borstkas en arm. Op zijn buik had hij enkele diepere wondjes met glasresten. Ook zijn gehoor heeft, gelukkig slechts voor een korte tijd, schade ondervonden. Psychisch heeft de gebeurtenis grote gevolgen voor de heer [slachtoffer 1] gehad. Vanwege een posttraumatische stressstoornis heeft hij zich onder behandeling van een psycholoog gesteld. Verder was zijn algehele gevoel van veiligheid aangetast, durfde hij enkele weken niet thuis te wonen en heeft hij extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen.
Op de voordeur was met ducttape een vuurwerkbom, naar later blijkt een Cobra, vastgeplakt en vervolgens is deze aangestoken en geëxplodeerd.
Dit incident gebeurde nadat er al maanden sprake was van overlast in Warmond en de auto van de heer [slachtoffer 1] op een eerder moment was vernield.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij samen met een ander voor deze ontploffing verantwoordelijk is. Het was de bedoeling om de heer [slachtoffer 1] te laten schrikken, niet om hem te verwonden. Ze wilden hem pesten omdat hij hen ook steeds aan het pesten was omdat hij de politie waarschuwde in geval van overlast. Ze hebben het samen bedacht en ook besproken hoe ze het zouden doen. De verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn medeverdachte met diens bootje van het eiland naar Warmond is gevaren en dat ze vervolgens naar de woonboot zijn gelopen. Ze zijn tussen 19.00 uur en 22.00 uur een paar keer langs de boot gelopen om te zien of er licht brandde, maar het was steeds donker. De verdachte had de Cobra, een stuk illegaal vuurwerk, bij zich - die zat al een tijdje in zijn rugzak - en zijn medeverdachte ducttape. Rond 22.00 uur heeft de verdachte de Cobra met ducttape op de deur van de woonboot geplakt en deze vervolgens aangestoken, waarna de ontploffing plaatsvond. Zijn medeverdachte stond op dat moment op de uitkijk. Vervolgens zijn ze samen weggerend, in het bootje gestapt en een stukje van de woonboot weggevaren.
De verdachte heeft verklaard dat hij, hoewel hij eerder wel eens had gezien dat het afsteken van een Cobra een enorme knal gaf, dacht dat alleen het houtwerk van de deur beschadigd zou worden. Hij had niet verwacht dat de ruit kapot zou gaan en dat de gevolgen zo heftig zouden zijn. Hij was die avond onder invloed van speed. Hij heeft erg veel spijt. Ter terechtzitting heeft de verdachte nogmaals zijn excuses aan de heer [slachtoffer 1] aangeboden. Eerder had hij dit ook al schriftelijk gedaan.
Hoewel ter zitting van de zijde van de verdediging vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend de feiten 1 en 2 te hebben gepleegd. De juridische verweren zullen in aparte overwegingen worden opgenomen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 26 februari 2019, met
bijlagen, opgenomen in het dossier met nummer 68, behorende bij Onderzoek
Noordwijk/ [nummer] (p. 495-497);
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 15 april 2019;
- een proces-verbaal van aangifte van 5 november 2018, met bijlage, opgenomen in
het dossier met het nummer PL1500-2018298419-1, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 1] (p. 138-141a);
- een proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2018, met bijlagen, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500- 2018298419-6 (p. 142-146);
- een proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2018, met bijlagen,
opgenomen in het dossier met nummer 35, behorende bij Onderzoek
Noordwijk/ [nummer] (p. 380-383);
- een geschrift, te weten een medische verklaring, opgesteld door [naam] ,
forensisch arts KNMG (p. 529-530);
- een proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2018, met bijlagen, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500- 2018298419-14 (p. 157-171);
- een proces-verbaal onderzoek telefoon [verdachte] van 21 november 2018, met
bijlagen, opgenomen in het dossier met nummer 43, behorende bij Onderzoek
Noordwijk/ [nummer] (p. 281-322);
- een proces-verbaal sporenonderzoek van 17 december 2018, met bijlagen, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500- 2018298419-12 (p. 463-489).
Nadere (bewijs)overwegingen
De juridische kwalificatie
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de verdachte geen vol opzet had op de dood van de heer [slachtoffer 1] . Zoals de verdachte zelf heeft verklaard, wilden hij en de medeverdachte hem laten schrikken, pesten. Ook zijn de gedragingen van de verdachte en de medeverdachte niet als voorwaardelijke opzet op de dood van de heer [slachtoffer 1] aan te merken.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de verdachte wel (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte heeft ter zitting verklaard wel eens gezien te hebben dat het afsteken van een Cobra een harde knal oplevert. Het is voor personen die een fascinatie hebben voor zwaar vuurwerk, en daartoe behoort de verdachte, een feit van algemene bekendheid dat het afsteken van zwaar vuurwerk niet alleen gepaard gaat met een harde knal, maar dat dit ook tot gevolg heeft dat het vuurwerk explodeert, uiteenspat en schade kan veroorzaken.
De Cobra die de verdachte op de voordeur van de woonboot tot ontploffing heeft gebracht, is zwaar illegaal vuurwerk dat een enorme knal en een drukgolf veroorzaakt heeft. Op de straat voor de woonboot treffen verbalisanten die het sporenonderzoek doen, stukjes zwart en rood papier aan, vermoedelijk van de buitenzijde van een stuk vuurwerk. Ook een stuk blauw vervormd kunststof wordt aangetroffen, naar alle waarschijnlijkheid de dop van het vuurwerk. Verduisterende stof van de voordeur is gescheurd geraakt, in de deur van de keuken, tegenover de voordeur, zaten beschadigingen, evenals in de deurpost en een glas in een lijst naast de keukendeur vertoonde beschadigingen, dit alles - volgens de verbalisanten - waarschijnlijk (de restanten van de ruit waren al opgeruimd waren vóór de aanvang van het sporenonderzoek) als gevolg van rondvliegende glasscherven uit het raam van de voordeur.
Het is een feit van algemene bekendheid dat rondvliegende glasscherven zwaar lichamelijk letsel kunnen veroorzaken bij een persoon als die hierdoor wordt getroffen; de harde knal kan voorts blijvende gehoorschade veroorzaken, ook dat is een feit van algemene bekendheid. Of er sprake zal zijn van dit zwaar lichamelijk letsel is mede afhankelijk van de locatie van de person(en) ten opzichte van de ontploffing. De woonboot van de heer [slachtoffer 1] was een relatief kleine woonboot. Op het moment van de ontploffing stond de heer [slachtoffer 1] in de keuken van de boot, op ongeveer 1,5 à 2 meter van de voordeur waarop de verdachte de Cobra had bevestigd en even later tot ontploffing bracht.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de heer [slachtoffer 1] een aanmerkelijke kans had om blijvend letsel over te houden van dit zware stuk vuurwerk toen dat tot ontploffing werd gebracht.
Met zijn handelen en mede in aanmerking genomen dat de verdachte wist welke gevolgen het afsteken van een zwaar stuk illegaal vuurwerk kan hebben en hij dat vuurwerk evenwel op de deur nabij glas heeft bevestigd en tot ontploffing heeft gebracht, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank die aanmerkelijke kans willens en wetens aanvaard en zo voorwaardelijk opzet gehad op de poging tot zware mishandeling van de heer [slachtoffer 1] .
De verklaring van de verdachte dat ze de heer [slachtoffer 1] wilden laten schrikken en dat hij dacht dat de heer [slachtoffer 1] niet op de woonboot aanwezig was, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de omstandigheid dat het licht op de woonboot brandde (hetgeen ook vanaf de kade te zien was) en je niet iemand schrik kan aanjagen als diegene niet thuis is.
Medeplegen en voorbedachte raad
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of de verdachte het feit samen met een ander danwel anderen heeft gepleegd en of zij dit na kalm beraad en rustig overleg hebben gedaan.
De rechtbank beantwoordt beide vragen bevestigend. De verdachte verklaart immers dat hij samen met een ander het plan heeft opgevat de heer [slachtoffer 1] te laten schrikken, te gaan pesten, dat zij samen van het eiland naar de wal zijn gevaren in het bootje van de medeverdachte, dat zij samen naar de woonboot zijn gelopen en daar een paar uur zijn geweest, heen en weer hebben gelopen, dat hij de Cobra bij zich had en zijn medeverdachte de ducttape, dat hij de Cobra op de deur heeft bevestigd en heeft aangestoken, terwijl zijn medeverdachte op de uitkijk stond en dat ze samen zijn weggegaan.
Op de camerabeelden van het incident zijn rond 21.53 uur twee personen te zien die naar de woonboot van de heer [slachtoffer 1] kijken, waarna (vijf minuten later) één van hen richting de voordeur van de woonboot loopt, daar iets op de deur plakt en vervolgens wegrent. Daarna is er een lichte vlam te zien en volgt een explosie.
De verdachte en zijn medeverdachte hebben op 4 november 2018 een Whatsappgesprek gehad, waarin ze de afspraak maken om ‘ [bijnaam] ’ te doen.
Blijkens de verklaring van de verdachte bedoelde hij hier de heer [slachtoffer 1] mee.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen de verdachte en zijn medeverdachte dat sprake is van medeplegen. Ook is het, naar het oordeel van de rechtbank, zo dat zij met voorbedachte raad hebben gehandeld. Zij hebben zich enige tijd kunnen beraden op de gevolgen van hun handelen en zij hebben dat ook gedaan. Ze hebben immers samen besproken wat ze gingen doen, hebben spullen meegenomen om dit ook uit te kunnen voeren, hebben daar ook een tijdje mee rondgelopen, en hebben de gelegenheid gehad én genomen om bij de woonboot te overleggen.
Eendaadse samenloop
Aan de verdachte is als feit 2 ten laste gelegd dat hij samen met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij de voordeur van een woonboot, gelegen aan de [adres] , een lont van een vuurwerkbom aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor de heer [slachtoffer 1] of een ander te duchten was.
Nu het feit van het tot ontploffing brengen van de Cobra, zoals onder 1 en 2 ten laste gelegd, in meer dan één strafbepaling valt en niemand meer dan eens gestraft kan worden voor hetzelfde feit, kan de verdachte eigenlijk maar één strafrechtelijk relevant verwijt gemaakt worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hier sprake is van eendaadse samenloop en zal dit bij de strafoplegging meewegen.
Dat er naast het eerder aangenomen zware lichamelijk letsel van de heer [slachtoffer 1] ook sprake is van gevaar voor de woonboot zelf en de in de woonboot aanwezige inboedel, is duidelijk. Het is naar algemene ervaringsregels te voorzien dat het tot ontploffing brengen van een stuk zwaar illegaal knalvuurwerk dat op een deur van een woonboot is geplakt, schade oplevert aan goederen, in dit geval de woonboot en de daarin aanwezige inboedel.
In dit geval zijn het hout en het glas van de voordeur vernield, is het glas de woning in gevlogen, en is het stoffen gordijn voor het raam kapot gegaan en zijn een deur(post) en een fotolijst beschadigd.
Al met al verklaart de rechtbank bewezen feit 1 subsidiair, het medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte raad, alsmede feit 2, het medeplegen van een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Feit 3
Op 11 november 2018 heeft er een ontploffing plaatsgevonden op de [brug] te Warmond. Er is een pijpbom aangestoken, waardoor het brugdek en delen van de brugleuning beschadigd zijn.
Aangezien de verdachte het feit heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank ook ten aanzien van dit feit met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 17 november 2018, met
bijlagen, opgenomen in het dossier met nummer 27, behorende bij Onderzoek
Noordwijk/ [nummer] (p. 26-30);
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 15 april 2019;
- een proces-verbaal van aangifte van 16 november 2018, met bijlagen, opgenomen
in het dossier met het nummer PL1500-2018305157-6, inhoudende de verklaring
van [getuige 1] (p. 231-243);
- een proces-verbaal sporenonderzoek van 22 november 2018, met bijlagen, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2018305157-8 (p. 388-420);
- een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 12 november 2018, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2018305157-6 (p. 421-422);
- een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2018, met bijlagen, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500-2018308000-39 (p. 35-39);
- een proces-verbaal Wapens, Munitie en Explosieven van 16 november 2018, opgenomen in het dossier met nummer 2018308000, WME nr. [nummer] (p. 40-41);
- een geschrift, te weten een NFI-rapport Explosievenonderzoek aan twee monsters vermeende explosieve stof van 18 februari 2019.
De rechtbank verklaart feit 3 primair bewezen, te weten dat de verdachte op 11 november 2018 opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op de [brug] door het lint van een pijpbom aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de brug, èn gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander of anderen te duchten was. Immers getuige [getuige 2] vond op 11 november 2018 na de explosie op het terras van zijn nabijgelegen woonboot een metalen voorwerp, afkomstig van de pijpbom, en de brug loopt naar een recreatiegebied dat vrij toegankelijk is voor mensen. Er hadden mogelijk zware gewonden kunnen vallen.
Feiten 4 en 5
Op 14 november 2018 wordt de verdachte samen met een ander aangehouden omdat er bij de politie meldingen zijn binnengekomen van harde knallen.
Na de aanhouding van de verdachte vindt de politie onder de brug naar [gebied] een rugzak, waar een pijpbom met een lont in zat. Deze rugzak blijkt van de verdachte te zijn.
Op de kamer van de verdachte worden op 15 november 2018 in zijn kledingkast nog
2 pijpbommen en ook een aantal patronen en hulzen gevonden.
De rechtbank volstaat ten aanzien van deze feiten ook met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte deze feiten heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 17 november 2018, met
bijlagen, opgenomen in het dossier met nummer 27, behorende bij Onderzoek
Noordwijk/ [nummer] (p. 26-30);
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 15 april 2019;
- een proces-verbaal van bevindingen van 15 november 2018, met bijlagen, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500- [nummer] -5 (p. 205-215);
- een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2018, met bijlagen, opgenomen in het dossier met het nummer PL1500- [nummer] -39 (p. 35-39);
- een proces-verbaal Wapens, Munitie en Explosieven van 16 november 2018, opgenomen in het dossier met nummer [nummer] , WME nr. 450/2018 (p. 40-41);
- een proces-verbaal Wapens, Munitie en Explosieven van 20 november 2018,
opgenomen in het dossier met nummer [nummer] , WME nr. 453/2018 (p. 273-
274);
- een proces-verbaal Wapens, Munitie en Explosieven van 20 november 2018,
opgenomen in het dossier met nummer [nummer] , WME nr. 454/2018 (p. 275-
276);
- een proces-verbaal Wapens, Munitie en Explosieven van 20 november 2018,
opgenomen in het dossier met nummer [nummer] , WME nr. 455/2018 (p. 277-
278).
Nu de verdachte op 17 november 2018 heeft verklaard de pijpbommen al ongeveer
1. à 1,5 maand in zijn bezit te hebben en slechts 2 van de 3 aangetroffen pijpbommen waren voorzien van flitspoeder, verklaart de rechtbank bewezen dat hij in de periode van
15 oktober 2018 tot 15 november 2018 meerdere pijpbommen voorhanden heeft gehad.
Ook is bewezen dat de verdachte omstreeks 14 november 2018 munitie en delen van munitie voorhanden heeft gehad.