ECLI:NL:RBDHA:2019:4275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
C/09/552447 / FA RK 18-3187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarigen

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen de vrouw, [X], en de man, [Y]. De vrouw heeft op 1 mei 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij ook nevenvoorzieningen zijn verzocht. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en correspondentie van beide partijen. Tijdens de zitting op 11 april 2019 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn sinds 1999 en gezamenlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw vastgesteld. Tevens zijn er afspraken gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken, waarbij de kinderen bij de man verblijven op bepaalde dagen en tijdens vakanties. De rechtbank heeft ook de alimentatie voor de kinderen en de partneralimentatie vastgesteld. De vrouw is bevoegd om de echtelijke woning gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheiding te bewonen. De behandeling van de verzoeken met betrekking tot de definitieve alimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is aangehouden tot 1 juli 2019, zodat partijen de waarde van de ondernemingen en de woning kunnen laten bepalen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 18-3187 (scheiding) / FA RK 18-8559 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/552447 (scheiding) / C/09/563637 (verdeling)
Datum beschikking: 30 april 2019 (bij vervroeging)

Scheiding

Beschikking op het op 1 mei 2018 ingekomen verzoek van:

[X]

de vrouw,
ingevolge een schriftelijke volmacht voor wat betreft de alimentatie mede optredend voor
[jong-meerderjarige naam voluit]
de jong-meerderjarige of [naam jong-meerderjarige] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C. Elsinga te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.W. van Rijn te Katwijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens verzoekschrift;
  • de brief van 30 juli 2018, met bijlage, van de zijde van de man;
  • het aanvullend verzoekschrift, tevens verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • het formulier verdelen en verrekenen van 24 oktober 2018 van de zijde van de vrouw;
  • het formulier verdelen en verrekenen van 30 oktober 2018 van de zijde man;
  • het F9-formulier van 5 maart 2019, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 27 maart 2019, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 28 maart 2019, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 29 maart 2019, met bijlagen, waaronder een aanvullend verzoek- en verweerschrift, van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 1 april 2019, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 2 april 2019, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 2 april 2019 van de zijde van de vrouw.
De minderjarige [minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
Op 11 april 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede de man, bijgestaan door zijn advocaat. Van de zijde van de vrouw en van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd. Ter zitting heeft de vrouw een verklaring voorgelezen die aan de zittingsaantekeningen is toegevoegd.

Verzoek en verweer

Het verzoek, zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de vrouw;
  • vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen, in die zin dat [minderjarige 1] bij de man is één keer per veertien dagen van vrijdagmiddag tot zaterdagavond en dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de man zijn wekelijks op één doordeweekse dag tussen de middag, alsmede op zaterdag gedurende twee uren;
  • vaststelling van kinderalimentatie van € 546,25 per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen, vermeerderd met iedere uitkering die de man op grond van geldende wetten of andere regelingen voor die minderjarigen zal of kan worden verleend, alsmede vermeerderd met het wettelijk indexeringspercentage te rekenen vanaf de datum van indiening van het aanvullend verzoekschrift;
  • vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 6.000,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, vermeerderd met het wettelijk indexeringspercentage, te rekenen vanaf de datum van indiening van het aanvullend verzoekschrift;
  • vaststelling van de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, zoals in punt 33 tot en met 49 van het aanvullend verzoekschrift opgenomen;
  • bepaling dat de vrouw bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en de inboedel daarvan voort te zetten gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking;
  • opheffing van het conservatoir beslag op de echtelijke woning;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Het oorspronkelijke verzoek van de vrouw om te verstaan dat partijen de onderling getroffen regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding hebben neergelegd in een scheidingsconvenant en ouderschapsplan, waarvan een kopie aan de beschikking wordt gehecht en waarvan de inhoud als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd, wordt als ingetrokken beschouwd, nu genoemde documenten gedurende de procedure niet zijn overgelegd.
De man heeft verweer gevoerd tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen, in die zin dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] één keer in de veertien dagen van zaterdagmorgen 10.00 uur tot zondagmiddag 16.00 uur, op Vaderdag, de verjaardag van de man en drie weken tijdens de vakanties (waarvan twee weken tijdens de zomervakantie) bij de man verblijven;
  • vaststelling van de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen en uitvoering te geven aan de huwelijkse voorwaarden, waarbij de bedrijven en de aandelen hiervan, de auto en de motorboot, de andere boot en de inboedelgoederen van de man blijven dan wel (subsidiair) aan de man worden toebedeeld, en de echtelijke woning te [postcode] [woonplaats] aan [adres echtelijke woning] aan de man wordt toebedeeld, dan wel (subsidiair) dat de woning wordt verkocht en de daarbij behorende schulden, waaronder in ieder geval de hypotheken en de kosten van de makelaar, worden afgelost/betaald, en de daarna overblijvende overwaarde aan de man wordt toebedeeld, dan wel (nog meer subsidiair) dat de overwaarde/onderwaarde wordt gedeeld tussen partijen en ook de waarde/opbrengst van de polis wordt gedeeld;
  • veroordeling van de vrouw om binnen veertien dagen na de beslissing mee te werken (primair) aan levering van de woning te [postcode] [woonplaats] aan [adres echtelijke woning] aan de man, dan wel (subsidiair) verkoop van de woning aan een derde door het aanwijzen van een makelaar en zich te houden aan de door de makelaar geadviseerde vraagprijs, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat de vrouw in gebreke blijft aan het ten deze gegeven bevel te voldoen;
  • veroordeling van de vrouw om binnen veertien dagen na beschikking (dan wel een andere door de rechtbank te bepalen termijn) een bedrag van € 77.905,- (inzake schenking ouders) dan wel subsidiair een ander bedrag tegen kwijting aan de man te betalen;
  • veroordeling van de vrouw om binnen veertien dagen na beschikking (dan wel een andere door de rechtbank te bepalen termijn) een bedrag van € 75.000,- (inzake door de vrouw veroorzaakte schulden aan Vroegindeweij Beheer B.V., dan wel vermogen dat is onttrokken van de zijde van de man), dan wel subsidiair een ander bedrag tegen kwijting aan de man te betalen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de door de man verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [huwelijkdatum] 1999 te [huwelijksplaats] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende kinderen:
de jong-meerderjarige:
• [naam jong-meerderjarige] (hierna: [naam jong-meerderjarige] ), geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
en de minderjarigen:
• [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
• [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
• [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] .
  • De kinderen verblijven bij de vrouw.
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
  • Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.
  • Bij beschikking voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 9 mei 2018 is – voor zover hier van belang –:
- bepaald dat de vrouw gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres echtelijke woning] , met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
- bepaald dat de minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw worden toevertrouwd;
- een voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen vastgesteld, waarbij:
• [minderjarige 1] bij de vader is, gedurende een blok van vier weken: in de eerste week van vrijdagmiddag tot zaterdagvond, in de tweede week niet, in de derde week van maandag tot en met woensdag en in de vierde week van zaterdag tot zondag;
• [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de vader zijn wekelijks op één doordeweekse dag tussen de middag alsmede op zaterdag gedurende twee uren;
- een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie vastgesteld voor [naam jong-meerderjarige] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van € 385,- per maand per kind en voor [minderjarige 1] van € 322,- per maand, met ingang van 27 maart 2018, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- Bij beschikking wijziging voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 6 december 2018 is – voor zover hier van belang –:
- bepaald dat de man voorlopig gerechtigd is om de minderjarige [minderjarige 2] bij zich te hebben: in de week dat [minderjarige 2] op zaterdag bij de man is, van zondag 9.30 uur tot 15.30 uur; en dat als de uitbreiding naar tevredenheid verloopt de voorlopige zorgregeling steeds met één uur zal worden uitgebreid in het volgende weekend, tot uiterlijk 18.30 uur;
- en zijn partijen verwezen naar het omgangshuis Cardea Jeugdzorg, Omgangsbegeleiding, Campus Leiden, voor deelname aan het traject ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Door partijen is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
In de stukken komt naar voren dat partijen de intentie hebben gehad om in overleg met elkaar te komen tot een ouderschapsplan. Partijen hebben kennelijk meerdere gesprekken gehad bij het Jeugd en Gezinsteam over het ouderschapsplan, maar het is hen vooralsnog niet gelukt om tot een ouderschapsplan te komen. Ter zitting is duidelijk geworden dat de verstandhouding tussen partijen ernstig verstoord is geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat het voor partijen op dit moment niet mogelijk is een door hen beiden akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen. Gelet hierop zal de rechtbank partijen ontvangen in hun over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Echtscheiding
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat de daarop steunende verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Hoofdverblijfplaats minderjarigen
Het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de vrouw kan als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen, nu niet is gebleken dat de belangen van de minderjarige kinderen van partijen zich daartegen verzetten.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
De vrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat partijen geruime tijd op de wachtlijst hebben gestaan bij Cardea en dat de eerste afspraak voor het traject ouderschapsbegeleiding zal plaatsvinden op donderdag 25 april 2019. De vrouw heeft met het oog op de zorgregeling haar zorgen geuit over de onvoorspelbaarheid, de onberekenbaarheid en het grillige gedrag van de man. De vrouw heeft voorgesteld de zaak voor wat betreft de zorgregeling aan te houden in afwachting van de resultaten van het traject bij Cardea. Wat haar betreft kan de voorlopige zorgregeling, zoals door de rechtbank vastgesteld als voorlopige voorziening, blijven doorlopen.
De man ziet graag dat de zorgregeling zoals door hem verzocht wordt vastgelegd. Het handhaven van de voorlopige zorgregeling doet volgens de man geen recht aan de situatie. De man heeft gesteld dat de kinderen graag bij hem zijn en dat er geen indicatie is dat hij niet voor de kinderen kan zorgen. De vrouw voert volgens de man nu de regie en hij staat met lege handen.
[naam jong-meerderjarige]
De rechtbank stelt voorop dat [naam jong-meerderjarige] inmiddels jong-meerderjarig is, zodat voor hem geen zorgregeling meer kan worden vastgesteld.
[minderjarige 1]
Ter zitting heeft de vrouw onweersproken gesteld dat [minderjarige 1] om het weekend naar de man gaat, vaak van vrijdag tot en met zondag, soms al vanaf donderdag, soms pas op zaterdag. Nu niet is gebleken dat het belang van [minderjarige 1] zich verzet tegen de door de man verzochte tweewekelijkse weekendregeling zal de rechtbank ten aanzien van [minderjarige 1] dienovereenkomstig beslissen.
[minderjarige 3]
Voor [minderjarige 3] geldt nu een zorgreling waarbij zij één doordeweekse dag tussen de middag, alsmede op zaterdag gedurende twee uren bij de man is. Ter zitting is gebleken dat deze zorgregeling niet wordt nagekomen. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij het contact wel stimuleert, maar dat [minderjarige 3] angst heeft om naar de man te gaan. De man heeft aangegeven dat hij [minderjarige 3] niet zal dwingen om te komen.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 3] dat zij regelmatig contact heeft met haar vader. De rechtbank ziet in wat uit de stukken naar voren is gekomen en ter zitting is besproken geen reden om aan te nemen dat het voor [minderjarige 3] niet veilig is bij de vader. De rechtbank is van oordeel dat een zorgregeling waarbij [minderjarige 3] haar vader slechts twee uur op zaterdag ziet te weinig is om een goede band op te bouwen met haar vader. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 3] dat de zorgregeling wordt uitgebreid naar een tweewekelijkse weekendregeling, waarbij [minderjarige 3] bij de man is op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur en op zondag van 10.00 uur tot 16.00 uur. Uiteindelijk zal toegewerkt moeten worden naar een overnachting bij de man. Hoe partijen dit het beste kunnen aanpakken kan bij Cardea verder worden besproken. De rechtbank zal daarom ten aanzien van [minderjarige 3] genoemde tweewekelijkse weekendregeling vaststellen. De rechtbank gaat er van uit dat beide ouders zich zullen inspannen om deze regeling na te komen. De rechtbank geeft de ouders mee dat naar het oordeel van de rechtbank het niet nakomen van de zorgregeling de angst die kennelijk bij [minderjarige 3] aanwezig is juist bevestigd zal worden, hetgeen niet in haar belang is. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het op de weg van de vrouw ligt om [minderjarige 3] te stimuleren in het contact met haar vader, ook (of beter gezegd: juist) als zij aangeeft dit lastig te vinden. Daarnaast heeft de man ter zitting nadrukkelijk meegedeeld dat hij [minderjarige 3] niet zal dwingen met hem mee te gaan, als blijkt dat zij te angstig is. De rechtbank gaat ervan uit dat beide ouders zich er maximaal voor zullen inspannen het contact tussen de man en [minderjarige 3] zo goed mogelijk te laten verlopen en dat zij het traject bij Cardea zullen benutten om verdere afspraken te maken.
[minderjarige 2]
Voor [minderjarige 2] gold aanvankelijk dezelfde zorgregeling als voor [minderjarige 3] . Bij genoemde beschikking van 6 december 2018 is de zorgregeling voor [minderjarige 2] uitgebreid. De vrouw heeft haar zorgen geuit over de situatie bij de vader. De rechtbank is van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken dat de door de man verzochte zorgregeling in strijd is met de belangen van [minderjarige 2] . Niet in geschil dat [minderjarige 2] graag naar zijn vader gaat. De rechtbank zal daarom ook ten aanzien van [minderjarige 2] de door de man verzochte tweewekelijkse weekendregeling vaststellen.
Vaderdag, verjaardag man en vakanties
De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van de man bepalen dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij hem zullen verblijven op Vaderdag, de verjaardag van de man en drie weken tijdens de vakanties (waarvan twee weken tijdens de zomervakantie). De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de vrouw niet tegen contact is. De rechtbank gaat er van uit dat de ouders bij Cardea de nodige stappen zullen zetten en dat er voldoende gelegenheid is om naar deze vakantieregeling toe te werken.
Kinderalimentatie, partneralimentatie, afwikkeling huwelijkse voorwaarden en conservatoir beslag
Ter zitting zijn aan de orde geweest de kinderalimentatie, de partneralimentatie, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en opheffing van het conservatoir beslag op de woning. Onder meer de waarde van de ondernemingen van de man en de waarde van de (echtelijke) woning van de vrouw houden partijen verdeeld. Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat de waarde van de ondernemingen en de waarde van de (echtelijke) woning op kosten van de man door onafhankelijke deskundigen bepaald zullen worden en dat dit een begin is van een nadere onderhandeling tussen partijen.
Partijen hebben met het oog hierop verzocht de behandeling van genoemde onderwerpen aan te houden voor een periode van acht weken. De vrouw heeft verzocht de kinderalimentatie voorlopig vast te stellen overeenkomstig de voorlopige voorzieningen. De man heeft hier mee ingestemd.
Om partijen in de gelegenheid te stellen de waarde van de ondernemingen en de waarde van de (echtelijke) woning op kosten van de man door onafhankelijke deskundigen te laten bepalen en in onderhandeling te treden, zal de rechtbank de behandeling van genoemde onderwerpen aanhouden als na te melden.
Nu partijen het erover eens zijn dat de kinderalimentatie voorlopig moet blijven doorlopen zoals bepaald in de voorlopige voorzieningen zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de voorlopige voorzieningen en de kinderalimentatie dienovereenkomstig voorlopig vaststellen. Nu [naam jong-meerderjarige] inmiddels jong-meerderjarig is, zal dit ten aanzien van hem gelden in het kader van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Het verzoek van de vrouw tot het voorgezet gebruik van de echtelijke woning kan als niet langer weersproken als na te melden worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] op [huwelijkdatum] 1999;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
 [minderjarige 1] geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
 [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de man zullen zijn:
 één keer in de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 16.00 uur;
bepaalt dat [minderjarige 3] bij de man zal zijn:
 één keer in de veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur en op zondag van 10.00 uur tot 16.00 uur;
bepaalt dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de man zullen zijn:
 op Vaderdag, de verjaardag van de man en drie weken tijdens de vakanties (waarvan twee weken tijdens de zomervakantie);
en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte met betrekking tot de zorgregeling;
*
bepaalt dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand,
voorlopigvoor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw zal betalen:
 voor [minderjarige 1] een bedrag van € 322,- per maand,
 voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] een bedrag van € 385,- per maand, per kind,
telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand,
voorlopigvoor de kosten van levensonderhoud en studie van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige naam voluit] geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] , zal betalen een bedrag van € 385,- per maand, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de woning te [postcode] [woonplaats] , [adres echtelijke woning] , en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, mits deze woning op het ogenblik van die inschrijving door de vrouw wordt bewoond en aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de behandeling van de verzoeken met betrekking tot de kinderalimentatie, de partneralimentatie, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en opheffing van het conservatoir beslag wordt aangehouden
tot 1 juli 2019 pro formateneinde partijen in de gelegenheid te stellen de waarde van de ondernemingen en de waarde van de (echtelijke) woning op kosten van de man door onafhankelijke deskundigen te laten bepalen en in onderhandeling te treden;
bepaalt dat partijen zich uiterlijk vóór genoemde pro formadatum uitlaten over de voortgang van de procedure;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de definitieve kinderalimentatie, de partneralimentatie, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en het conservatoir beslagaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.M. Braun, J.C. Sluymer en I. Zetstra, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2019.