Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 april 2019 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] (Malta), eiseres
de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder
[derde-partij], te Rijswijk
Procesverloop
Overwegingen
Om te kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb dient volgens vaste jurisprudentie sprake te zijn van een objectief bepaalbaar, eigen (persoonlijk, individualiseerbaar) en voldoende actueel belang, dat bovendien rechtstreeks bij het desbetreffende besluit is betrokken. Een partij in de hoedanigheid van concurrent bij een besluit dat gericht is tot een andere onderneming kan als belanghebbende worden aangemerkt, wanneer zij op dezelfde markt opereert als de begunstigde van het besluit. In het kader van een vergunningverlening als uitkomst van een bepaalde verdelingswijze kan aan de concurrent de extra eis worden gesteld dat zij ook een aanvraag voor de vergunning heeft ingediend wil zij als belanghebbende in een procedure tegen het besluit kunnen opkomen (zie de uitspraken van de voorzieningenrechter van hetCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 28 oktober 2008, ECLI:NL:CBB:BG1734, van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam van 13 mei 2003, ECLI:NL:RBROT:2003:AF8574 en van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BY9423).