ECLI:NL:RBDHA:2019:420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
C/09/548540 / FA RK 18-1331
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een in Ethiopië gesloten religieus huwelijk en verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding tussen een vrouw en een man, die in Ethiopië een religieus huwelijk hebben gesloten. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.S. Bijsterbosch, heeft verzocht om echtscheiding en nevenvoorzieningen, waaronder het eenhoofdig gezag over de kinderen en het huurrecht van de echtelijke woning. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.D. Haytink, heeft een referteverklaring overgelegd, waarmee hij erkent dat er sprake is van een religieus huwelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het religieuze huwelijk als rechtsgeldig kan worden erkend in Nederland. Op basis van de Ethiopische Familiewet en de overgelegde kerkelijke huwelijksakte, heeft de rechtbank geoordeeld dat het huwelijk rechtsgeldig is en daarom in Nederland erkend moet worden.

De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van het verzoek tot echtscheiding beoordeeld. Aangezien de vrouw heeft gesteld dat de man niet de biologische vader van de kinderen is, heeft zij ook verzoeken tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot echtscheiding ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan.

De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en het eenhoofdig gezag over de minderjarigen aan de vrouw toegewezen, omdat de man erkent niet de biologische vader te zijn en geen contact heeft met de kinderen. Het verzoek tot toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw is afgewezen, omdat de woning niet als echtelijke woning kan worden aangemerkt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 18-1331
Zaaknummer: C/09/548540
Datum beschikking: 16 januari 2019

Scheiding

Beschikking op het op 21 februari 2018 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.S. Bijsterbosch te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.D. Haytink te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift;
- het exploot van betekening van dit verzoekschrift;
- de referteverklaring van 26 maart 2018 van de man;
- de brief van 15 mei 2018, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 23 november 2018 is het verzoek ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de vrouw en de advocaat van de man. Tevens was aanwezig een tolk, de heer [naam tolk] Het verzoek is behandeld in combinatie met de verzoeken tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap (C/09/548412) en gerechtelijke vaststelling vaderschap (C/09/555888).
Na de terechtzitting is ontvangen:
  • de brief van 6 december 2018, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
  • het bericht van 13 december 2018 van mr. Moene, bijzondere curator in de verzoeken met betrekking tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap;
  • het bericht van 23 december 2018 van de zijde van de man.

Verzoek

Het verzoek strekt tot echtscheiding en het treffen van nevenvoorzieningen tot:
  • het belasten van de vrouw met het eenhoofdig gezag over de kinderen van partijen
  • bepaling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen van partijen bij de vrouw;
  • toekenning van het huurrecht van de woning te [woonplaats] , [adres echtelijke woning] , aan de vrouw,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

- Op [huwelijksdatum] heeft in de Ethiopische Orthodoxe [naam kerk] Ethiopië, de huwelijksvoltrekking tussen partijen volgens de kerkelijke wet
plaatsgevonden.
- Nadien zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
- De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
- Partijen hebben de Eritrese nationaliteit.
- De minderjarigen zijn bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 30 november 2017 onder toezicht gesteld van Stichting Nidos tot 1 december 2018. Er is niet om verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe. De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Erkenning in het buitenland gesloten religieus huwelijk
Voordat de rechtbank toekomt aan beoordeling van het echtscheidingsverzoek zal zij gelet op artikel 10:33 BW moeten beoordelen of het tussen de man en de vrouw gesloten kerkelijk huwelijk als rechtsgeldig in Nederland kan worden erkend. Uit artikel 10:31 BW volgt dat het uitgangspunt hierbij is, dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend, wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (eerste lid van dit artikel). Het vierde lid van dit artikel bevat een vermoeden van rechtsgeldigheid: een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn indien een verklaring hierover is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
Blijkens de stukken zijn partijen in Ethiopië gehuwd volgens de kerkelijke wet. De vrouw heeft de kerkelijke huwelijksakte overgelegd. Het huwelijk is in Ethiopië geregeld in de Ethiopische Familiewet (the Revised Family Code). In Ethiopië kent men een burgerlijk, een religieus en een traditioneel huwelijk. Partijen hebben een religieus huwelijk gesloten. Voor zover de rechtbank heeft kunnen nagaan hebben partijen voldaan aan de eisen die de Ethiopische wet aan een religieus huwelijk verbindt. Artikel 28 van de Ethiopische Familiewet bepaalt dat alle huwelijken, ook religieuze huwelijken, moeten worden geregistreerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de plaats waar het huwelijk is voltrokken. Partijen hebben geen bewijs van registratie van hun huwelijk bij de burgerlijke stand overgelegd. Artikel 95 van de Ethiopische Familiewet bepaalt dat indien een registratie van het huwelijk niet kan worden overgelegd, het huwelijk op een andere manier bewezen kan worden, namelijk door het bezit van status van echtgeno(o)t(e). Artikel 96 van voornoemde wet bepaalt dat een huwelijk wordt aangenomen indien een man en vrouw zich over en weer als echtgeno(o)t(e) beschouwen, als man en vrouw samenleven en als zodanig door familie en de gemeenschap worden beschouwd. Vervolgens bepaalt artikel 97 van de Ethiopische Familiewet dat indien een persoon het huwelijk aantoont overeenkomstig het bepaalde in artikel 96, de rechtbank ervan uitgaat dat het huwelijk tussen de man en de vrouw is gesloten.
De vrouw stelt dat zij en de man een religieus huwelijk zijn aangegaan op [huwelijksdatum] en heeft hiervan een kerkelijke akte overgelegd. De man heeft ter zake van het echtscheidingsverzoek een referteverklaring overgelegd zodat de rechtbank hieraan de conclusie verbindt dat de man erkent dat er sprake is van een (religieus) huwelijk tussen hem en de vrouw. Uit het rapport van eerste gehoor, gehouden door de IND op 26 oktober 2015, blijkt dat de vrouw heeft verklaard dat zij met de man een religieus huwelijk heeft gesloten en met hem heeft samengeleefd vanaf het moment dat zij hem heeft leren kennen. Dit heeft ongeveer tien maanden geduurd, tot het moment dat de vrouw naar Nederland is gereisd.
Gelet op hetgeen door de vrouw onweersproken omtrent het religieuze huwelijk tussen partijen is gesteld, de overgelegde stukken en op hetgeen omtrent het religieus huwelijk in de Ethiopische Familiewet is bepaald, is de rechtbank van oordeel dat het religieuze huwelijk van partijen in Ethiopië als rechtsgeldig wordt aangemerkt en daarom op grond van artikel 10:31 BW in Nederland dient te worden erkend.
De rechtbank zal daarom overgaan tot inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Ontvankelijkheid
Door partijen is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv). De vrouw heeft gesteld dat de man niet de biologische vader van de kinderen is. Zij heeft daarom tevens een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de verwekker van de kinderen ingediend. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het overleggen van een ouderschapsplan niet zinvol en zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
Gezag en hoofdverblijfplaats
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarigen en het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
Nu de kinderen zijn geboren tijdens een huwelijk zijn de ouders gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
De man heeft erkend niet de biologische vader van de kinderen te zijn. De man heeft ook geen contact met de kinderen en bemoeit zich niet met hun opvoeding en verzorging. De rechtbank is daarom van oordeel dat toekenning van het eenhoofdig gezag aan de vrouw in het belang van de kinderen is en zal het verzoek als onweersproken en op de wet gegrond toewijzen. Nu de vrouw met het eenhoofdig gezag wordt belast volgen de kinderen van rechtswege haar verblijfplaats zodat de vrouw geen belang heeft bij het verzoek tot vastlegging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar. Dit verzoek wijst de rechtbank daarom af.
Huurrecht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw en wordt dit verzoek volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Partijen hebben nooit samen gewoond in de woning waarvan de vrouw vraagt het huurrecht aan haar toe te kennen. De woning kan dan ook niet worden aangemerkt als echtelijke woning. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] , Ethiopië op [huwelijksdatum]
*
bepaalt dat voortaan alleen aan de vrouw, [verzoekster] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] Ethiopië, het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, tevens kinderrechter, bijgestaan door
P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2019.