ECLI:NL:RBDHA:2019:4084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van cursusgeld voor coachingstrajecten in relatie tot inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie waarbij eiser, die een opleiding aan de Technische Universiteit Delft volgde, in geschil was over de aftrekbaarheid van cursusgeld voor coachingstrajecten. Eiser had in 2016 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting en had daarbij scholingsuitgaven opgevoerd, waaronder kosten voor coachingstrajecten bij 'Common Simplicity Consult' en 'Strategy Works'. De inspecteur van de Belastingdienst had deze kosten niet geaccepteerd, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk tot deze rechtszaak.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de cursusgelden voor de coachingstrajecten in aanmerking kwamen voor aftrek. De rechtbank stelde vast dat de coachingstrajecten niet gericht waren op het verwerven of behouden van inkomen uit werk en woning, maar meer algemeen van aard waren. Eiser had aangevoerd dat de coachingstrajecten een verplicht onderdeel van zijn studie waren, maar de rechtbank vond geen bewijs dat dit het geval was. De rechtbank concludeerde dat de kosten voor de coachingstrajecten niet als scholingsuitgaven konden worden aangemerkt volgens de geldende wetgeving.

Daarnaast werd ook het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de aanslag niet onterecht was vastgesteld door de Belastingdienst. Eiser had pas na de aanslag een herziene aangifte ingediend, waardoor de rechtbank geen aanleiding zag voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 april 2019 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/7546

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van17 april 2019 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [plaats], eiser(gemachtigde: drs. [drs.]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 10 oktober 2018 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2016 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2019.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn kantoorgenoot [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] en [C].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft in 2016 de opleiding [opleiding] aan de Technische Universiteit van Delft (TU Delft) gevolgd.
2. Op 29 maart 2017 heeft eiser aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 gedaan. Op 29 maart 2018 heeft eiser een herziene aangifte IB/PVV ingediend voor het jaar 2016 en heeft daarbij een inkomen uit werk en woning van € 67.026 aangegeven. Op 29 juni 2018 heeft eiser de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.026.
3. Op 3 juli 2018 heeft eiser opnieuw een aangifte ingediend en heeft daarbij een inkomen uit werk en woning van € 59.518 aangegeven, verminderd met de aftrek voor scholingsuitgaven van € 6.702.
4. Op 18 juli 2018 heeft eiser bezwaar ingediend tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 en heeft daarbij verwezen naar de op 3 juli 2018 ingediende aangifte IB/PVV. Bij het bezwaarschrift heeft eiser verweerder een kostenoverzicht van de scholingsuitgaven doen toekomen. Hierin is voor 2016 een post ‘Common Simplicity Consult (CSC)’ van in totaal € 5.500 en een post ‘Strategy Works’ van € 1.452 opgenomen. Verweerder heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. De in aftrek gebrachte scholingsuitgaven zijn evenwel ook na bezwaar niet in geaccepteerd.
5. In geschil is of de aanslag IB/PVV tot een juist bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of verweerder de scholingsuitgaven ten bedrage van € 6.702 terecht niet in aftrek heeft toegelaten.
6. Eiser voert aan dat de scholingsuitgaven van € 6.702 (€ 6.952 verminderd met de drempel van € 250) in aanmerking komen voor aftrek, omdat de cursussen bij de CSC en Strategy Works onderdeel zijn van de opleiding aan de TU Delft. De cursussen worden gegeven door dezelfde docenten als de docenten die de opleiding aan de TU Delft verzorgen. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat iedere student een coachingstraject volgt “op voorschrift eigenlijk van de universiteit”, dat in overleg met de mentor wordt besloten bij welk bureau een student het traject gaat volgen en dat het niet mogelijk is om te weigeren het coachingstraject te volgen. Het coachingstraject is, aldus eiser, de praktische kant van de opleiding en houdt het coachen van de zwakke punten van de cursist in.
7. Op grond van artikel 6.27 Wet IB 2001 zijn scholingsuitgaven slechts aftrekbaar wanneer deze zijn gedaan met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning en wanneer het betreft één van de in dat artikel genoemde soort uitgaven. Op de belastingplichtige rust de last om aannemelijk te maken dat de door hem geclaimde kosten scholingsuitgaven betreffen die voor aftrek in aanmerking komen.
8. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat om als scholingsuitgaven te kwalificeren de uitgaven direct verband moeten houden met het leertraject. Hierbij moet worden gedacht aan reële en rechtstreekse kosten, lasten en afschrijvingen voor een opleiding of studie, zoals bijvoorbeeld lesgelden en leerboeken. Zo zijn uitgaven voor vakliteratuur alleen aftrekbaar indien er een zodanig verband tussen de literatuur en het volgen van een leertraject bestaat dat de literatuur in de gegeven omstandigheden naar het spraakgebruik als leerboek of leermiddel kan worden aangemerkt. Het geobjectiveerde doel van het volgen van de opleiding of studie moet zijn hetzij het verbeteren van de financieel-economische positie van de belastingplichtige, hetzij het op peil houden of verbeteren van kennis en vaardigheden die de belastingplichtige nodig heeft voor het verwerven of behouden van inkomen uit tegenwoordige arbeid. Uitgaven voor een opleiding of studie die wordt gevolgd als hobby of uit persoonlijke interesse, kunnen dus niet als scholingsuitgaven in aanmerking komen, evenmin als dergelijke uitgaven in een te ver verwijderd verband staan met het verwerven van inkomen uit werk en woning (zie Memorie van toelichting, Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr. 3, blz. 260-261).
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de cursusgelden voor CSC en Strategy Works voor aftrek in aanmerking komen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het coachingstraject gericht is op het verwerven of behouden van inkomen uit werk en woning. Het coachingstraject is algemeen van aard en meer gericht op het vergroten van de persoonlijke uitrusting van eiser dan gericht op het verwerven of behouden van inkomen uit werk en woning.
Eiser heeft aangevoerd dat het coachingstraject een verplicht onderdeel van de studie is en daarom voor aftrek in aanmerking moet komen, als cursusgeld, zo begrijpt de rechtbank. Uit de stukken is niet gebleken dat de trajecten bij CSC en Strategy Works als verplicht onderdeel van de studie gelden. Uit het document “Voorstel VLT m.b.t. volgen van Delft Toptech masteropleiding ‘[opleiding] (MoSHE)” blijkt nergens dat coachingstrajecten onderdeel zijn van de opleiding. Ook overigens is niet gebleken dat coaching een verplicht onderdeel van de studie vormt. Dat eiser zich gedrongen voelde het coachingstraject te volgen, mogelijk door de wijze waarop een en ander is gecommuniceerd en/of vanwege de omstandigheid dat de coaching plaats kon vinden bij de eigen praktijk van een of meer docenten, maakt het nog geen verplicht onderdeel van de studie waarvoor recht op aftrek bestaat. De rechtbank neemt daarbij voorts in aanmerking, zo eiser ter zitting heeft verklaard, dat er geen studiepunten worden toegekend voor het volgen van coachingstrajecten.
10. Ten slotte heeft eiser gesteld dat er in de bezwaarfase een proceskostenvergoeding toegekend had moeten worden, omdat verweerder in bezwaar aan eiser tegemoet gekomen is. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de proceskosten worden vergoed indien het bestreden besluit herroepen is wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Verweerder heeft de aanslag conform de aangifte, die eiser op 29 maart 2018 heeft ingediend, opgelegd. Eiser heeft pas na het opleggen van de aanslag een herziene, juiste, aangifte ingediend, waardoor het niet aan verweerder te wijten is dat de aanslag op 29 juni 2018 tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser als gevolg daarvan geen recht op vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling in beroep bestaat op grond van artikel 8:75 van de Awb geen aanleiding, omdat het beroep ongegrond is verklaard.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.J. Baak, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.